systeem aarde hoofdstuk 3

systeem aarde Hoofdstuk 3

1 / 49
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

systeem aarde Hoofdstuk 3

Slide 1 - Slide

aan de kust van Noorwegen is het (op dezelfde breedteligging) in de winter zachter dan in Zweden. Wat speelt hierbij geen rol? Zie figuur 3.19 (3.14 in oude editie deGeo)
A
de zeestroom
B
het Scandinavisch hoogland
C
de afstand van Zweden t.o.v. de oceaan
D
de windrichting

Slide 2 - Quiz

De wind komt uit Westen, voor Noorwegen is dat aanlandig. Dus zal winter daar minder koud zijn, vooral ook omdat water sowieso wat warmer is dan je op deze breedtegraad zou verwachten: door de warme zeestroom (de Golfstroom).
Het Scandinavisch hoogland houdt deze invloed van zee tegen, dus in Zweden heb je een landklimaat. Zweden ligt echter niet zo ver weg, als het gebergte er niet zou hebben gestaan had het land hetzelfde klimaat gehad.

Slide 3 - Slide

koude lucht kan ... waterdamp bevatten dan warme lucht
A
meer
B
minder

Slide 4 - Quiz

kan minder waterdamp bevatten... dus gaat het regenen!

Slide 5 - Slide

hoge druk
hoge druk
lage druk
lage druk

Slide 6 - Drag question

waarom is er een lage druk op 60 graden NB/ZB?
A
door opwarming stijgt lucht op
B
er komt lucht vanuit Noord en Zuid
C
er is veel neerslag
D
vanwege het corioliseffect

Slide 7 - Quiz

zie figuur 3:12 (3.10 in oude editie deGeo) en verhaal bij Corioliseffect

Slide 8 - Slide

hier kan GEEN sprake zijn van ...
A
stijgingsneerslag
B
stuwingsneerslag
C
frontale neerslag

Slide 9 - Quiz

aan het aardoppervlak zul je geen koude lucht tegenkomen... (hoog bovenin de troposfeer wel natuurlijk, maar die voelen mensen niet)

Slide 10 - Slide

in welke richting wijst deze boom op Aruba (12° N, 69° W)?
A
NW
B
NO
C
ZW
D
ZO

Slide 11 - Quiz

tussen de evenaar en de subtropen waaien normaliter de passaten, deze komt op NH (=noordelijk halfrond) vanuit NO en gaat richting ZW, zie figuur 3:15 (3.10 in oude editie deGeo)

Slide 12 - Slide

Welke maand past bij deze situatie?
A
januari
B
april
C
juli

Slide 13 - Quiz

als zon loodrecht staat boven evenaar is het lente of herfst (in onze zomer boven NH, en winter op ZH), dus loodrechte stand van zon verschuift het jaar door tussen de keerkringen en zal twee keer de evenaar passeren

Slide 14 - Slide

wat past het minste bij de ITCZ?
A
de evenaar
B
sterke opwarming
C
lage druk
D
luchtstromen die naar elkaar toe gaan

Slide 15 - Quiz

ITCZ is keten van de equatoriale minima, de lage drukken die ontstaan door sterke opwarming en waar de lage druk wordt gecompenseerd door luchtstromen vanaf subtropen, die vanuit hogedrukgebieden in het Zuiden en het Noorden naar dit lage druk  gaan. 
Dit gebeurt wel in buurt van evenaar, maar die lagedrukgebieden zitten daar echt niet aan vast...

Slide 16 - Slide

wat hoort niet thuis in het Amazonegebied?
A
stijgingsneerslag
B
passaat
C
ITCZ
D
sterk albedo

Slide 17 - Quiz

albedo is reflectie van zonlicht door witheid...

Slide 18 - Slide

Wat hoort niet thuis in
Patagonie (60° ZB)?
A
corioliseffect naar links
B
stuwingsneerslag
C
zomertijd in Januari
D
positieve stralingsbalans

Slide 19 - Quiz

er is sneeuw op die berg (ontstaan door stuwingsneerslag)
alles hoort verder bij ZH maar een positieve energiebalans is er alleen bij tropen en subtropen (zie figuur 3.8, 3.6 in oude editie deGeo), niet bij 60 graden NB (=Noorderbreedte) of ZB

Slide 20 - Slide

wind draait 
superheet
zon loodrecht
hoge druk

Slide 21 - Drag question

zie dia's in powerpoint 3.2

Slide 22 - Slide

De temperatuur van de oceaan bij Peru is lager dan die bij Noorwegen
A
yep
B
nope

Slide 23 - Quiz

of beter gezegd, je kunt het niet zeker weten.
een koude zeestroom geeft alleen dat het wat kouder is dan je op die breedtegraad mag verwachten. Dus bijvoorbeeld als op breedtegraad bij Peru het gemiddeld 18 graden zou zijn, dan is het water misschien 15 graden. Bij Noorwegen zal het normaal bijvoorbeeld 10 graden zijn, het water is dan misschien 13 graden. Nog altijd lager dan bij die koude zeestroom bij Peru dus...

Slide 24 - Slide

welke klimaatcode hoort hierbij?
A
Af
B
Cf
C
Cs
D
Dw

Slide 25 - Quiz

temperatuur beweegt zich tussen ongeveer 5 en 18 graden. 
A- (minimaal 18 graden) en E- (maximaal 10 graden) klimaten vallen dan gelijk af. Omdat het in de winter boven -3 graden is, is het geen D- maar C-klimaat. Let op: valt er wel genoeg neerslag het hele jaar door? Nou zeker meer dan 500mm, dus geen B-klimaat. Maar in zomer valt er duidelijk minder neerslag (meer dan drie keer zoveel dan in natste maand) dus Cs!

Slide 26 - Slide

oerbank
uitspoeling
humus
moedermateriaal

Slide 27 - Drag question

dit is welke landschapszone?
A
polair
B
aride
C
boreaal
D
subtropisch

Slide 28 - Quiz

Bij polair en aride zijn er geen bomen. Je ziet wel water, dat zal in B-klimaat vanwege verdamping minder vaak aanwezig zijn.

Slide 29 - Slide

een rode bodem ontstaat door
A
vele humuszuren
B
sterke uitspoeling van voedingsstoffen
C
de oerbank
D
ophoping van ijzer en aluminium

Slide 30 - Quiz

let wel, de directe oorzaak is uitspoeling, DAARNA kan je spreken van concentratie van metalen. Humuszuren zijn er niet zoveel, want humus is snel verteerd. Metalen spoelen niet uit, dus geen oerbank. (vergelijk met boreale zone)

Slide 31 - Slide

een askleurige laag (waaruit zelfs metalen zijn verdwenen) hoort bij
A
boreale zone
B
tropische zone
C
toendra
D
semi-aride zone

Slide 32 - Quiz

wat hoort niet bij de steppebodem met zo'n dikke zwart bovenlaag?
A
de geringe uitspoeling
B
het moedermateriaal loss
C
de uitbundige vegetatie
D
vrij beperkte hoeveelheid bodemleven

Slide 33 - Quiz

je hebt vooral gras. Zeker geen oerwoud! Toch zit er veel voeding (=humus) in de bodem want uitspoeling is gering, moedermateriaal is vruchtbaar en zorgen de koude winters (vooral in Azie) voor beperkt bodemleven, dus beperkte vertering

Slide 34 - Slide

Wat is GEEN reden voor de (in vergelijking met de gematigde zone) grotere uitspoeling in de boreale zone?
A
meer neerslag
B
naaldjes
C
zuurgraad humus
D
zandige bodem

Slide 35 - Quiz

in D klimaat valt minder neerslag. Toch heeft neerslag meer effect...

Slide 36 - Slide

in de zomer ontdooit bovenlaag
water kan niet wegzakken
veel stofproductie
weinig uitspoeling
relatief weinig bodemleven
Sterke verdamping
mineralen in water blijven achter
veel neerslag
voedingsstoffen afgevoerd
metalen blijven achter
rode kleur
kalk, zout
humus
veen

Slide 37 - Drag question

zeer veel uitspoeling
ook uitspoeling van metalen
mogelijke aanwezigheid van zouten door capillaire stijging
dikke humuslaag
weinig humus
zure humus
zeer weinig uitspoeling
askleurige laag
rode kleur

Slide 38 - Drag question

wanneer zal de meeste bodemerosie door water zijn?
A
februari
B
mei
C
juli
D
november

Slide 39 - Quiz

in Mei is groeiseizoen begonnen, maar nog maar NET. Dus er zijn wel plantjes, maar de kleine wortels kunnen bodem nog niet goed vasthouden. Dan heeft neerslag al snel effect.

Slide 40 - Slide

wanneer zal de meeste bodemerosie door wind zijn?
A
februari
B
mei
C
juli
D
november

Slide 41 - Quiz

In februari is de grond kurkdroog. De laatste druppel is gevallen in November! Dan kan het wegwaaien

Slide 42 - Slide

Dit is een wapen tegen
A
watererosie
B
winderosie
C
woestijnvorming
D
verzilting

Slide 43 - Quiz

wat is niet duurzaam?
A
strokenteelt
B
contourploegen
C
monocultuur
D
zwerflandbouw

Slide 44 - Quiz

monocultuur is verbouwen van 1 gewas. Dat zorgt voor uitputting want slechts enkele, dus dezelfde voedingsstoffen worden gebruikt. En alles wordt op 1 moment geoogst, dus ligt grond braak. Wat je met strokenteelt (meerdere gewassen met verschillend oogstseizoen) kan vermijden.

Slide 45 - Slide

Waar zullen dankzij opwarming veel moerassen ontstaan?
A
de boreale zone
B
de tropen
C
de toendra
D
de woestijn

Slide 46 - Quiz

in de toendra (gedeeltelijk ook de boreale zone) heb je de permafrost. Als die helemaal smelt wordt het heel drassig, als het water niet vanzelf kan wegstromen...

Slide 47 - Slide

waarom ligt de grens van de permafrost in het oostelijk deel van Azie veel Zuidelijker?
A
het is er warmer
B
het is er kouder
C
het is er hoger
D
het is er lager

Slide 48 - Quiz

Als grens permafrost in Oost-Rusland zuidelijker ligt, betekent dat je daar meer naar het zuiden moet afzakken om bevroren grond tegen te komen. Dus is het op dezelfde breedtegraad in West-Rusland warmer.
Het is in Oost-Rusland ook gemiddeld wat hoger door gebergtes. Dus in de winter (maar ook zomer) zal het er ook om die reden kouder zijn.

Slide 49 - Slide