wk 40 20212022 2Q en 2R

LES 1
timer
7:00
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsvwoLeerroute VLeerjaar 1,2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

LES 1
timer
7:00

Slide 1 - Slide

Terugblik
Fictie:
  • Je weet wanneer een verhaal chronologisch is en dat een flashback en een flashforward de chronologie kunnen doorbreken.
  • Je weet dat een terugverwijzing of vooruitverwijzing te kort zijn om een chronologie te kunnen doorbreken.
Spelling:
  • Je weet hoe je een bijvoeglijk naamwoord spelt
  • Je weet dat een samengestelde zinnen meerdere onderwerpen en gezegdes heeft

Slide 2 - Slide

Fictie
  • Je weet hoe een verhaal kan beginnen en eindigen
  • Je weet wat we bedoelen met een thema en kunt een thema koppelen aan je eigen boek.

Slide 3 - Slide

Thema
  • Een verhaal gaat altijd ergens over. Dat noem je het thema.
  • Het thema kun je soms samenvatten in één woord en soms in een korte zin. Bijvoorbeeld: oorlog, liefdesverdriet, angst voor rampen, hoever kun je gaan met plagen/pesten.
  • Het thema van een verhaal bepalen is niet makkelijk, je moet over het hele verhaal nadenken om erachter te komen wat het thema  is.

 

Slide 4 - Slide

Is het thema hetzelfde als een genre?
Nee! Een genre is een soort verhaal (bijvoorbeeld een avonturenverhaal). Het thema van dit verhaal is eigenlijk het 'hoofdonderwerp' waar het hele verhaal om draait. Bijvoorbeeld: overleven in de wildernis of op zoek naar de Indianen

Slide 5 - Slide

Het thema van een verhaal bepalen
  • Bedenk welke onderwerpen steeds terugkomen in het verhaal, (met welk probleem de hoofdpersoon te maken heeft).
  • Probeer in één zin samen te vatten waar het boek over gaat. De titel en de tekst op de achterkant van je boek geven vaak aanwijzingen voor het thema.

Opdracht: Bedenk een thema bij jouw eigen leesboek. 

Slide 6 - Slide

Verhaalbegin
Een paar lessen geleden heb je geleerd dat een verhaal niet een vaste opbouw hoeft te hebben. Er zijn 3 manieren om een verhaal te beginnen:
  1. inleidend begin: de schrijver geeft een beeld van de personages en de situatie waarin ze zitten.
  2. midden in de gebeurtenissen: de schrijver valt met de deur in huis, er is geen inleiding en pas na een tijdje krijg je de aanwijzingen over de situatie.
  3. einde van het verhaal: je begint bij het einde van het verhaal en leest vervolgens wat daaraan vooraf is gegaan.

Slide 7 - Slide

Verhaaleinde
Een verhaal kan op twee manieren eindigen, de tweede heeft vaak de voorkeur bij de lezer. De eerste wordt vaak gebruikt in series (denk maar aan een netflixserie).
  1. Open einde (het verhaal eindigt met een aantal vragen dat niet is beantwoord)
  2. Gesloten einde (het verhaal is afgerond, er zijn geen vraag meer bij de lezer).

Slide 8 - Slide

Klassikale opdracht
  1. Kun jij een verhaal (boek of film) herinneren dat met een inleidend begin start?
  2. Weet jij een verhaal dat een open einde heeft? Met welke vragen bleef je zitten?
  3. Weet jij een verhaal dat een gesloten einde heeft? Hoe kwam het dat je geen vragen meer had?


Slide 9 - Slide

Fictie eindopdracht

Volgende week (wk 41) presenteren we onze eindopdracht. Heeft iemand hier nog vragen over?

Slide 10 - Slide

Spelling
  • Controleren of je de regels bij de spelling van het bijvoeglijk naamwoord voldoende kent.
  • Je weet wanneer je een hoofdletter en kleine letter moet schrijven. Je kunt je antwoord uitleggen.

Slide 11 - Slide

Nakijken huiswerk 2Q
Schooltas: hv blz.....    vwo blz.

Ga naar: Drive --> spelling --> ww-spelling --> samengestelde zinnen
Blauw: maken blz. 85 opdr 1, blz. 87 opdr 2 + 3 (ik/hij/wij) + 4

Aantekening maken over dia 11 uit lespresentatie week 39  over Engelse ww. Maken blz. 85 opdr 1, blz. 87 opdr 4

Slide 12 - Slide

Nakijken huiswerk 2R
Schooltas: hv blz.....    vwo blz.

Ga naar: Drive --> spelling --> ww-spelling --> samengestelde zinnen
blz. 87 opdr 6, blz. 88: doornemen theorie hoofdletters + aantekening van maken in schrift.




blz 87 opdr 6 maken

Slide 13 - Slide

het (verbreden) voetpad

Slide 14 - Open question

de te (kiezen) kandidaat

Slide 15 - Open question

de (vergroten) foto

Slide 16 - Open question

De (verpesten) tekening

Slide 17 - Open question

het (kneden) deeg

Slide 18 - Open question

Hoofdletters en kleine letters


Je krijgt 8 minuten om de regels op blz. 88/89 goed te bestuderen. Maak van lastige regels een korte aantekening met voorbeelden. 

Je docent dicteert zo enkele woorden. Hoeveel weet jij er juist te spellen? 

timer
8:00

Slide 19 - Slide

Opdrachten maken 2Q
           Blz . 87 opdr 6 + 7 maken (eventueel kijken we de opdrachten
            alvast na)

           Zorg dat een aantekening van blz. 88 en 89 in je schrift staat.

Slide 20 - Slide

Opdrachten 2R
Aantekening van blz. 88/89 maken in schrift.

         blz. 89 maken opdr 7 (eventueel kijken we de opdracht alvast
          na)




Slide 21 - Slide

Afsluiting
Huiswerk:

Volgende week  eindopdracht fictie af --> dus lezen in je leesboek!



Slide 22 - Slide

LES 2
timer
10:00

Slide 23 - Slide

Terugblik
Fictie:
  • Je hebt geleerd hoe een verhaal kan beginnen en eindigen. Je kunt voorbeelden bij deze situaties bedenken/herkennen.
  • Je hebt geleerd wat een thema is en kunt een thema bedenken bij jouw eigen verhaal.

Slide 24 - Slide

Fictie
Na de vorige les ken je alle begrippen die je in je eindopdracht moet toepassen.

Je krijgt deze les 30 min de tijd om aan je eindopdracht te werken.
timer
30:00

Slide 25 - Slide

Spelling
  • Je kunt het meervoud van zelfstandige naamwoorden vormen

Slide 26 - Slide

Terugblik
Spelling:

  • We hebben de regels van de spelling van het bijvoeglijk naamwoord herhaald
  • Je weet wanneer je een hoofdletter of kleine letter schrijft.

Slide 27 - Slide

bronstijd
A
goed
B
fout

Slide 28 - Quiz

Eerste Paasdag
A
goed
B
fout

Slide 29 - Quiz

de Koran
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quiz

oud en nieuw
A
goed
B
fout

Slide 31 - Quiz

's ochtends vriest het af en toe al.
A
goed
B
fout

Slide 32 - Quiz

32 landen hebben de petitie getekend.
A
goed
B
fout

Slide 33 - Quiz

Even genoeg over hoofd- en kleine letters. Eens kijken wat jij weet over meervouden? 

Slide 34 - Slide

Wat is het meervoud van brandweerman?

Slide 35 - Mind map

Het meervoud van 'museum' is 'museums'.
A
goed
B
fout

Slide 36 - Quiz

Wat is het meervoud van rommel?

Slide 37 - Open question

Wat is het meervoud van 'gedaante'?

Slide 38 - Open question

Meervoud (regels)
 Een overzicht van de regels staat in blok 3 spelling. Dit is echter niet een uitgebreid overzicht. Voor een volledig overzicht klik je op de link in de volgende dia of gaat naar: Drive --spelling --> blok 1 t/m 3 --> regels meervouden

Opdracht: Maak nu de opdracht in blok 3 spelling:  opdr 2 blz. 139


Slide 39 - Slide

Slide 40 - Link

Afsluiting
Huiswerk: 

Werken aan fictieopdracht

In 2e les eindopdracht mee naar school



Slide 41 - Slide