mavo 1 - week 21 (ww aller) - formatief handelen

Bonjour tout le monde ! 
Startklaar

  • Ga rustig op je vaste plek zitten.
  • Doe je jas en oortjes uit.
  • Doe je telefoon in het zakkie en in je tas.
  • Op tafel: laptop, etui, boek en jdw-map
  • Timer af: stoppen met praten & de les begint

timer
3:00
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bonjour tout le monde ! 
Startklaar

  • Ga rustig op je vaste plek zitten.
  • Doe je jas en oortjes uit.
  • Doe je telefoon in het zakkie en in je tas.
  • Op tafel: laptop, etui, boek en jdw-map
  • Timer af: stoppen met praten & de les begint

timer
3:00

Slide 1 - Slide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
Présence (Aanwezigheid)
Tout le monde est présent?
(Is iedereen aanwezig?)

Slide 2 - Slide

De docent voert de absentie in.
Wat weet je nog van:
  • De persoonlijke voornaamwoorden (je, tu, il…)
  • De onregelmatige werkwoorden avoir en être
  • Werkwoorden op -er
Voorkennis activeren

Slide 3 - Mind map

2. Voorkennis activeren

Staop 2: Nadenken en produceren
Docent: 
- Activeert voorkennis.
- Vraagt leerlingen actief mee te doen en fouten te bespreken.
- Maakt een koppeling met thuistalen of voorbeelden in het Nederlands.
Leerling:
- Herhalen eerder geleerde werkwoorden.
- Denken actief mee.
- Stellen vragen als ze iets vergeten zijn.


Traduis:

1. j'ai 
2. nous sommes
3. il/elle a


et en ta langue ?

Slide 4 - Mind map

2. Voorkennis activeren

Stap 2: Nadenken en produceren
Docent:
- Activeert voorkennis.
- Vraagt leerlingen actief mee te doen en fouten te bespreken.
- Maakt een koppeling met thuistalen of voorbeelden in het Nederlands.
Leerlingen:
- Herhalen eerder geleerde werkwoorden.
- Denken actief mee.
- Stellen vragen als ze iets vergeten zijn.
           Leerdoelen
  1. R/T1 Ik kan het werkwoord ‘aller’ (gaan) vervoegen en gebruiken in een Franse zin.

 Wat ga je leren vandaag?
  • Je herkent het werkwoord aller.
  • Je weet hoe je het vervoegt bij alle personen.
  • Je gebruikt het in een correcte zin met een plaats.

Slide 5 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
Stap 1: Orienteren 
Docent:
- Vraagt een leerling om het leerdoel voor te lezen.
- Bespreekt lesdoel en laat checken of leerlingen dit begrijpen.
Leerlingen:
- Schrijven de datum in het Frans en het leerdoel in hun schrift.
- Stellen vragen als iets onduidelijk is.

           Instructie

Slide 6 - Slide

4. Inclusieve didactiek

Stap 3: Communiceren
Docent:
- Legt rustig uit, wijst op onregelmatigheden. 
- Vraagt de leerlingen wat hen opvalt.
- Laat klas meelezen en nazeggen (betrokkenheid).
- Past uitleg aan op reacties van leerlingen.
- Zorgt voor voldoende herhaling (+extra uitlegfilmpje).
- Stelt vragen.
Leerlingen:
- Zeggen de vormen na.
- Schrijven de rij in hun schrift.
- Stellen vragen.
- Luisteren naar het uitlegfilmpje en maken aantekeningen.
           Instructie

Slide 7 - Slide

4. Inclusieve didactiek

Stap 4: Communiceren
Leerlingen luisteren naar het liedje over het werkwoord 'aller'.


Correct ou non ?
je vais 
A
oui
B
non

Slide 8 - Quiz

7. Formatief handelen

Stap 2: Nadenken en produceren
Directe verwerking: het werkwoord 'aller' oefenen.

Correct ou non ?
elle allez
A
oui
B
non

Slide 9 - Quiz

7. Formatief handelen
Directe verwerking: het werkwoord 'aller' oefenen.

Correct ou non ?
tu vont
A
oui
B
non

Slide 10 - Quiz

7. Formatief handelen
Stap 2: Nadenken en produceren
Directe verwerking: het werkwoord 'aller' oefenen.
           Voorbeelden
Welke zin met 'aller' is onjuist?

1. Tu vas à l’école.
 
                         2. Nous allons au parc.

                                                     3. Je va manger une glace.


Slide 11 - Slide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden

Stap 3: Communiceren
Docent:
- Gebruikt dual coding (woord en beeld gecombineerd) en geeft concrete, herkenbare voorbeelden voor de leerlingen. 
- Voordoen + goed en fout voorbeeld.
- Geeft de leerlingen bedenktijd en vertel dat ze hun antwoord eerst even voor zichzelf moeten houden.
Leerlingen:
- Denken na over het juiste antwoord.


           Voorbeelden / Antwoorden

Slide 12 - Slide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
Stap 3: Communiceren

Docent:
- Vraagt de leerlingen om hun antwoord te geven met hun vingers (antwoord 1, 2 of 3).
Leerlingen:
- Iedereen doet mee.

           Voorbeelden / Antwoorden

       1. Tu vas à l’école.

        2. Nous allons au parc.

        3. Je va manger une glace.

                                                                                        Waarom is 3 fout ?

Slide 13 - Slide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden

Stap 3: Communiceren

Docent:
- Laat goede en foute zinnen zien.
- Laat leerlingen fouten ontdekken.
- Stimuleert denken over correct taalgebruik.
Leerlingen:
- Vergelijken voorbeeldzinnen.
- Herkennen fouten.
- Maken samen succescriteria.
           Aan de slag 
Klassikaal: 
          Je vais à la boulangerie.
          Lina va acheter une baguette.


Zelfstandig: Schrijf 2 zinnen met verschillende personen.
In duo’s: Lees ze aan elkaar voor en verbeter ze samen als dat nodig is.

timer
3:00

Slide 14 - Slide

6. Actieve verwerking

Stap 4: geinformeerde vervolgactie

Werkvorm: jij-wij-ik.
Docent:
- Eerst voordoen: een voorbeeld hardop.
- Stelt vragen tijdens het schrijven op het bord (hardop denken).
- Helpt waar nodig bij differentiatie.
- Laat leerlingen bewust oefenen met succescriteria.
Leerlingen:
- Doen mee met het voordoen.
- Werken actief samen.
- Elkaar feedback geven.
           Aan de slag 
Faire les exercices:

Wat? Exercices: 30cde, 31, 32 blz.76-79 (boek B)
Hoe? Zelfstandig in stilte
Hoe lang? 20 min
Klaar? Vocabulaire leren (quizlet)
timer
20:00

Slide 15 - Slide

6. Actieve verwerking

Stap 4: geinformeerde vervolgactie
Docent:
- Vraagt een leerling om deze slide voor te lezen.
- Neemt de opdrachten met de leerlingen door (verschillende oefentypes).
- Legt de leerlingen uit waarom deze opdrachten gemaakt moeten worden.
Leerlingen:
- Nemen de instructies door.
- Gaan aan de slag met de oprachten.
- Stellen vragen.

Vervoeg het werkwoord 'aller':
Vous ____ au stade de foot.
A
allez
B
vas
C
allons
D
vont

Slide 16 - Quiz

7. Formatief handelen

Stap 5: Verifiëren 
Docent:
- Stelt open vragen om denkproces te zien.
- Observeert wat wel/niet goed gaat.
- Stemt vervolgactiviteiten hierop af.
Leerlingen:
- Nemen actief deel aan de quiz.
- Leggen hun antwoorden uit.
- Leren van elkaars uitleg.

Vervoeg het werkwoord 'aller':
Adam ____ regarder la télé.
A
vais
B
va
C
allons
D
vont

Slide 17 - Quiz

7. Formatief handelen
Docent:
- Stelt open vragen om denkproces te zien.
- Observeert wat wel/niet goed gaat.
- Stemt vervolgactiviteiten hierop af.
Leerlingen:
- Nemen actief deel aan de quiz.
- Leggen hun antwoorden uit.
- Leren van elkaars uitleg.
Welke zin is correct ?

1. Sarah et Noah vont au cinéma.


2. Sarah et Noah allons au cinéma.

Slide 18 - Slide

8. Formatief handelen

Stap 5: Verifiëren 
Docent:
- Verzamelt input voor vervolglessen.
- Bekijkt of het lesdoel bereikt is.
- Geeft feedback.
Leerlingen:
- Toepassen wat ze hebben geleerd.
- Reflecteren kort op hun begrip.
           Afsluiting

Lesdoel ?

Volgende les: het werkwoord 'aller' in de futur proche

Wat neem je mee uit deze les?  / Wat heb je geleerd? 

Slide 19 - Slide

9. Afsluiting

Stap 5: Verifiëren 
Docent:
- Laat leerlingen hun leerproces evalueren.
- Verbindt het met komende lessen.
- Sluit positief af.
Leerlingen:
- Beantwoorden de vragen.
- Reflecteren op wat ze geleerd hebben (opschrijven).

           Begrippen
           uit deze les

Slide 20 - Slide

Wat leerlingen tijdens de afsluiting delen: wat ze hebben geleerd of onthouden....

Heb je nog vragen ?
Wat vond je moeilijk ?

Slide 21 - Open question

Afronding, vragen beantwoorden.

Stap 5: Verifiëren 
Eindslide.

Ruimte voor een afsluitend woord.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions