Het werkwoord "fahren"

• Duits
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Leerdoelen 2G

Je kunt informatie uit leesteksten halen

Je kent de grammatica van het werkwoord "fahren"

Je kent de woorden van 5.1 t/m 5.5

Leerdoelen 2G

Je kent de grammatica van het werkwoord "fahren"

Je kent de woorden van 5.1 t/m 5.5

Programma opdacht 1

Lezen in stilte Blz 72 opdracht 3

Blz 92 opdracht 5

Blz 96 opdracht 5

Programma opdacht 1

In stilte Blz 71 opdracht 1 

Blz 72 opdracht 2

Oefen het gesprek 85 (Redemittel)

Programma opdracht 2

Lesson up "grammatica van het werkwoord fahren"

fahren

Welke 3 vertalingen van het werkwoord "fahren" zijn er?

In Urlaub fahren.

De juiste vorm van het werkwoord "fahren" kiezen.

Er volgen 6 vragen.

ich

1. fahre
2. fahr
3. fahren
4. fähre

du

1. fahre
2. fahrst
3. fahrest
4. fährst

er/sie/es

1. fahre
2. fahrt
3. fährt
4. fehrt

wir

1. fahr
2. fahren
3. fahre
4. fähren

ihr

1. fahren
2. fähren
3. fährt
4. fahrt

sie/Sie

1. fahren
2. fahr
3. fähren
4. fähr

De juiste vorm van het werkwoord "fahren" invoeren.

Er volgen 8 vragen.

ich

du

Anton

der Hund

wir

ihr

Sie

die Freundinnen

Programma opdracht 3

Woordentrainer 5.1 t/m 5.5

!!!! Begin niet altijd weer bij de woorden die je al kent!!!!!

Was hast du heute gelernt? 

Wann ist der Klangwechsel bei dem Wort fahren? 

Was hast du heute gelernt? 

Welche neuen Worte kennst du?

Was hast du heute gelernt?

Worüber ging der Texst den du heute gelesen hast?