H2.1 Hoe geef jij je geld uit?

§ 2.1 Hoe geef jij je geld uit?
Pak je boek, schrift, rekenmachine en pen erbij.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§ 2.1 Hoe geef jij je geld uit?
Pak je boek, schrift, rekenmachine en pen erbij.

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
In deze les leer je:
  • welke verschillende soorten uitgaven er zijn
  • hoe je een budgetplan opstelt
  • hoe je een reservering berekent
  • welke gevolgen jouw bestedingen hebben voor anderen

Slide 2 - Slide

NIBUD
=  Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
    geeft voorlichting over hoe je je inkomsten en uitgaven 
    op elkaar kunt afstemmen.






Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

3 soorten uitgaven
Dagelijkse uitgaven: alledaagse, huishoudelijke uitgaven zoals in de 
                                              supermarkt.

Vaste lastende uitgaven die je met vaste regelmaat moet betalen, zoals
                               abonnementen, contributie, huur of hypotheek.

Incidentele uitgaven: grotere uitgaven die je niet zo vaak doet.


Slide 5 - Slide

huishoudelijke uitgaven: uitgaven voor de dingen in je huishouden die je (vrijwel) dagelijks gebruikt
Soorten uitgaven
Waar geef je je geld aan uit?
vaste lasten:
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

incidentele uitgaven:
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat

Slide 6 - Slide

2.1 Hoe geef jij je geld uit?

Begroting =

Overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren =
Je uitgaven en inkomsten op elkaar afstemmen

Slide 7 - Slide

Budgetplan



Reken tijdens het budgetteren alle bedragen om naar een eenzelfde periode:
Als tussenstap reken je om naar het bedrag per jaar.

> omrekenen van
   week naar jaar
   naar maand






Slide 8 - Slide

Periode getallen omrekenen

Slide 9 - Slide

Ik verdien € 10 per week.
Hoeveel is dat per maand?
A
€10 x 4
B
€10 x 52 : 12
C
€10 x 12 : 52
D
€10 x 4,3

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

Reserveren
Reserveren = 
sparen om een grote,
 incidentele uitgave te kunnen betalen.





Slide 12 - Slide

Reserveren

Berekening:



Neem deze over in je schrift!



Slide 13 - Slide

Gevolgen van jouw bestedingen
Geld dat je uitgeeft komt vaak bij een producent.  
Wat doet de producent met jouw geld?
  • Houdt die producent rekening met het milieu?
  • Zorgt hij goed voor zijn personeel?

Als je spaart, zet je geld op de bank. 
Wat doet de bank met jouw geld?
  • Leent de bank het uit aan een producent die arbeiders uitbuit? Of aan de wapenindustrie?

Kies bewust en draag bij aan een betere wereld.



Slide 14 - Slide

Aan het werk!
Maken:
Nu: opgave 10 en 11 en daarna 1 t/m 4

Daarna thuis:
 
Paragraaf 2.1 – opgaven 1 t/m 13


Slide 15 - Slide