CMC TOETS Literatuur middeleeuwen; de Reinaert

Deze toets bevat:
meerkeuzevragen
open vragen
sleepvragen.

Je kunt tijdens de toets terugbladeren naar een tekst.
TOETS
Literatuur middeleeuwen; de Reinaert

1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Deze toets bevat:
meerkeuzevragen
open vragen
sleepvragen.

Je kunt tijdens de toets terugbladeren naar een tekst.
TOETS
Literatuur middeleeuwen; de Reinaert

Slide 1 - Slide

Meerkeuzevragen:
Een aantal meerkeuzevragen hebben een korte tekst als bijlage. Klik op de tekst om deze te vergroten. Klik op de 'X' om de tekst te verkleinen.

Slide 2 - Slide

Als je de twee fragmenten met elkaar vergelijkt, kun je vaststellen dat de taal verschilt. Wat is hiervoor de meest waarschijnlijke reden?
A
Een van de schrijvers had dyslexie.
B
Er was nog geen standaardtaal.
C
De plaatsen Dycks en Comburg lagen in verschillende landen.
D
De taal was zich in de loop van de tijd veranderd.

Slide 3 - Quiz

Wat kunnen literatuurwetenschappers aan de hand van de verschillen bepalen?

A
Wie de tekst bedacht en geschreven heeft.
B
Wie de tekst bedacht heeft en wanneer dat ongeveer is geweest.
C
Wie de tekst geschreven heeft en waar dat was.
D
Wanneer en waar de tekst geschreven is.

Slide 4 - Quiz

In welke periode is de naam ‘middeleeuwen’ ontstaan?
A
In de middeleeuwen
B
In de Renaissance
C
In de Romantiek
D
In de moderne tijd

Slide 5 - Quiz

Welke uitspraken over de naam ‘middeleeuwen’ kloppen?
I De naam drukt uit dat het om een onbelangrijke periode zou gaan.
II De naam verwijst naar het feit dat de mensen uit de klassieke oudheid op de middeleeuwers neerkeken.
A
Alleen uitspraak I
B
Uitspraak I en II
C
Uitspraak II
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 6 - Quiz

Welke van de volgende uitspraken over de middeleeuwen is/zijn juist?
I De middeleeuwen duren zo’n 500 jaar.
II Je kunt spreken van de vroege en late middeleeuwen.
III Alle middeleeuwers waren dom en onwetend.
IV De boeren namen in de middeleeuwse maatschappij een vooraanstaande rol in.
A
Uitspraak I en II
B
Uitspraak I en III
C
Uitspraak II en IV
D
Uitspraak II

Slide 7 - Quiz

In de theorie worden de middeleeuwse werken in vijf groepen verdeeld. Tot welke groep behoort bovenstaand fragment?

A
liederen
B
geestelijke literatuur
C
burgerlijk didactische roman
D
dierenverhalen.

Slide 8 - Quiz

Noteer of de uitspraak juist of onjuist is.
Middeleeuwse kunstenaars bleven graag anoniem omdat ze dan makkelijker kritiek konden spuien zonder vervolgd te worden.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Noteer of de uitspraak juist of onjuist is.
De middeleeuwse kunstenaar deed zijn best om vernieuwende kunst te brengen.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Noteer of de uitspraak juist of onjuist is.
In vergelijking met andere talen, duurde het lang voordat er boeken verschenen in het Nederlands.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Noteer of de uitspraak juist of onjuist is.
Ook in de middeleeuwen werd er al veel uit boeken voorgelezen.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Noteer of de uitspraak juist of onjuist is.
Het is onmogelijk om vast te stellen waar de oorsprong van middeleeuwse verhalen gezocht moet worden.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Noteer of de uitspraak juist of onjuist is.
In de opleving van het toneelspel heeft de katholieke kerk een rol gespeeld.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Noteer of de uitspraak juist of onjuist is.
De schrijver van de zin ‘Hebban olla vogala’ is een van onze grootste en bekendste middeleeuwse schrijvers.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Welke uitspraken over Hendrik van Veldeke zijn juist?
A
Uitspraak I en III
B
Uitspraak II en III
C
Uitspraak III en IV
D
Uitspraak II, III en IV

Slide 16 - Quiz

Welke uitspraak over de wetenschap in de middeleeuwen is onjuist?
A
De belangrijkste bron van kennis was de bijbel.
B
Voor de middeleeuwer was wetenschap het bestuderen van boeken.
C
Aristoteles stond voor de middeleeuwse wetenschapper hoog aangeschreven.
D
Middeleeuwse wetenschappers schreven alleen in het Latijn.

Slide 17 - Quiz

Welke hoofdzonde hoort bij Bruin de beer?
A
Hebzucht
B
Jaloezie
C
Onmatigheid
D
Gemakzucht

Slide 18 - Quiz

Welke hoofdzonde hoort bij koning Nobel?
A
Hebzucht
B
Jaloezie
C
Onkuisheid
D
Woede

Slide 19 - Quiz

Welke hoofdzonde hoort bij Hersinde?
A
Hebzucht
B
Jaloezie
C
Onkuisheid
D
Gemakzucht

Slide 20 - Quiz

Wie is schuldig aan afgunst?
A
Coppe
B
Isengrin
C
de pastoor
D
Tibeert

Slide 21 - Quiz

De pastoor speelt geen positieve rol in het verhaal. Welke uitspraak over hem is onjuist?
A
De pastoor mishandelt dieren.
B
De pastoor vergeeft zonden door middel van aflaten.
C
De pastoor houdt zich niet aan het celibaat.
D
De pastoor vergrijpt zich aan de misdienaars.

Slide 22 - Quiz

Als men in de oudheid geen logisch einde aan een verhaal kon bedenken, deed de auteur een beroep op een zogenaamde ‘deus ex machina’. Iets of iemand (meestal een god) wordt plotseling ten tonele gevoerd en die zorgt zorgt voor een oplossing die niet echt aansluit op wat eraan vooraf is gegaan.

Welk dier in het verhaal over Reinaert zou je als een deus ex machina kunnen beschouwen?
A
Belijn
B
Cuwaert
C
Sirapeel
D
Grimbeert

Slide 23 - Quiz

Welke uitspraak over de auteur van Reinaert de Vos is onjuist?
A
Zijn werkelijke naam was Arnout.
B
Hij was afkomstig uit de omgeving van Gent.
C
Hij schreef een roman die alleen van naam bekend is.
D
Hij maakte volgens kenners de beste versie van een in wezen oud verhaal.

Slide 24 - Quiz

Wanneer komen we de figuur van Reinaert de Vos voor het eerst tegen in de geschreven literatuur?
A
In de verhalen van de Griekse schrijver Esopus, in de 6e eeuw voor Christus.
B
In het latijnse Ysengrimus dat rond 1150 geschreven is.
C
In de ‘Roman de Renart’ die rond 1200 in Frankrijk verscheen.
D
In ‘Van de vos Reinaerde’ uit de 13e eeuw.

Slide 25 - Quiz

Welke uitspraak over het begin van het verhaal klopt helemaal?
A
Het is Pasen, er wordt een hofdag gehouden en Reinaert is aanwezig.
B
Het is Pasen, er wordt een rechtszitting gehouden en Reinaert is afwezig.
C
Het is Pinksteren, er wordt een rechtszitting gehouden en Reinaert is ziek thuis.
D
Het is Pinksteren, er wordt een hofdag gehouden en Reinaert is afwezig.

Slide 26 - Quiz

Wie spreekt de klacht over de gestolen worst uit?
A
Cuwaert de haas
B
Cantecleer de haan
C
Courtois de hond
D
Grimbeert de das

Slide 27 - Quiz

Isengrin beklaagt zich over Reinaert. Welke beschuldiging wordt niet door Isengrin geuit?
A
Reinaert deelt zijn buit niet volgens afspraak met de wolf.
B
Reinaert heeft zijn vrouw verkracht.
C
Reinaert heeft zijn kinderen blind gemaakt.
D
Reinaert pest en slaat de wolf.

Slide 28 - Quiz

Verschillende dieren doen hun beklag bij koning Nobel. Wiens verhaal maakt uiteindelijk de meeste indruk? De klacht van:
A
de wolf Isengrin
B
de wolvin Hersinde
C
de bever Pancer
D
de haan Cantecleer

Slide 29 - Quiz

Welke eigenschap van Bruin de beer leidt er uiteindelijk toe dat hij in de problemen komt?
A
Hij is goedgelovig en kan daarom niet inschatten wat Reinaert van plan is.
B
Hij is achterdochtig en luistert niet naar het advies van Reinaert om matig te zijn,
C
Hij kan zich niet beheersen en stopt kop en poten in de boom om bij de honing te komen.
D
Hij is sterk en gevaarlijk en daarom gaan de mensen hem te lijf.

Slide 30 - Quiz

Welke van onderstaande namen kan niet in verband worden gebracht met de geestelijkheid?
A
Belijn
B
Julocke
C
Cantecleer
D
Martinet

Slide 31 - Quiz

Waarom kan Reinaert volgens eigen zeggen niet met de koning meegaan om Kriekepitte, de plek waar de schat begraven is, aan te wijzen?
A
Een koning mag niet vergezeld worden door een misdadiger.
B
Reinaert is in de ban gedaan.
C
Reinaert moet op pelgrimstocht.
D
Reinaert moet terug naar vrouw en kinderen.

Slide 32 - Quiz

De bouwer/ bouwers van Reinaerts galg is /zijn:
A
Isengrin, het hondje Courtois en Cuwaert de haas
B
De timmerman Lamfroit
C
Bruin de beer, Isengrin de wolf en Tybeert de kater
D
Grimbeert de das

Slide 33 - Quiz

Aan wie heeft Reinaert de grootste hekel?
A
Isengrin de wolf
B
Koning Nobel
C
Grimbeert de das
D
de mensen in het dierenverhaal

Slide 34 - Quiz

Wat krijgt Reinaert op zijn pelgrimstocht niet mee?
A
een tas
B
een evangelielezing
C
een paar schoenen
D
een voorraad voedsel

Slide 35 - Quiz

Welk woord past niet bij de volgende eigenschappen van mensen die in het dierverhaal Reinaert de vos worden gehekeld : bloeddorstigheid, naïviteit, egoїsme, medelijden, hebzucht, lafheid, overmoed, materialisme, normloosheid?
A
medelijden
B
overmoed
C
materialisme
D
normloosheid

Slide 36 - Quiz

Welke uitspraak over Reinaert klopt?
A
Reinaert is niet echt slecht, want hij biecht en gaat op pelgrimstocht.
B
Reinaert is een vrolijk type, hij haalt graag grappen uit.
C
Reinaert is een schurk die de zwakke plek van zijn tegenstanders kent.
D
Reinaert is door en door slecht en reageert impulsief op wat hem overkomt.

Slide 37 - Quiz

Einde toets


klik op de 'X' en vervolgens op 'lever in'.


Slide 38 - Slide