Huiswerkles 1 Medisch rekenen I - Milligrammen en procenten/promille

Theorieles 1 behandeld? 
Je hebt zojuist Theorieles 1 behandeld in de les (of deze zelfstandig bestudeerd). 
Deze theorie is nodig voordat je van start gaat met deze huiswerkles! 
1 / 36
next
Slide 1: Slide
Medisch rekenenMBOStudiejaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Theorieles 1 behandeld? 
Je hebt zojuist Theorieles 1 behandeld in de les (of deze zelfstandig bestudeerd). 
Deze theorie is nodig voordat je van start gaat met deze huiswerkles! 

Slide 1 - Slide

Huiswerkles 1
Huiswerkles 1 bestaat uit 30 oefensommen over:
1. Milligrammen
2. Procenten/promille
3. Oplossingen
4. Verdunningen
5. Internationale eenheden

Slide 2 - Slide

Uitleg nodig?
Typ een willekeurige toets (laat het invulveld dus niet leeg) en sla je antwoord op.
Daarna kun je klikken op de knop UITLEG.
Hierin staat de som volledig uitgeschreven. 
Op deze manier kun je jezelf ook direct controleren. 

Slide 3 - Slide

Onderdeel milligrammen 
De volgende sommen gaan over het onderdeel milligrammen. 

Slide 4 - Slide

1. Je moet 75 mg injecteren, je hebt ampullen van 10 mg/ml.
Hoeveel ml injecteer je?

Slide 5 - Open question

2. Zet 15mg/3ml om naar aantal mg per milliliter.

Slide 6 - Open question

3. Je moet 50 mg injecteren, je hebt ampullen van 5 mg/ml.
Hoeveel ml injecteer je?

Slide 7 - Open question

4. Je moet 4 mg injecteren, je hebt ampullen van 10 mg/ml.
Hoeveel ml injecteer je?

Slide 8 - Open question

5. Zet 750mg/50ml om naar aantal mg per milliliter.

Slide 9 - Open question

6. De heer Hoving heeft ten gevolge van een bottumor erg veel pijn. De arts geeft jou opdracht om hem intramusculair (i.m.) morfine te geven. Op de ampullen morfine staat: 10 mg/ml
Je moet de heer Hoving 7,5 mg morfine geven.
Hoeveel ml moet je hem dan geven?

Slide 10 - Open question

7. Een zorgvrager krijgt 10 mg furosemide
In voorraad furosemide 50mg/2ml
Hoeveel injecteer je?

Slide 11 - Open question

8. De oplossing bevat 30 mg/ml. Er moet 180 mg worden toegediend. Hoeveel ml moet worden geïnjecteerd?

Slide 12 - Open question

9. Aanwezig is; morfine 20 mg/ml.
De patiënt moet 15 mg hebben, hoeveel ml geef je?

Slide 13 - Open question

10. Aanwezig aramine ampullen 10 mg/ml.
De patiënt krijgt 7,5 mg toegediend,
hoeveel ml geef je dan?

Slide 14 - Open question

11. Je moet 6 mg decadron injecteren, je hebt ampullen van 20 mg/ml
Hoeveel ml?

Slide 15 - Open question

12. Aanwezig: morfine 20mg/ml.
De zorgvrager dient 5 mg te krijgen.
Hoeveel ml dien je de zorgvrager toe ?

Slide 16 - Open question

13. 1500 mg oplossen in 5 ml. Je moet 750 mg injecteren. Hoeveel ml?

Slide 17 - Open question

14. Aanwezig aramine ampullen van 5ml (1ml = 10 mg).
De patiënt krijgt 7,5 mg toegediend,
hoeveel ml geef je dan?


Slide 18 - Open question

LET OP! Dit zijn TWEE SOMMEN:
15. Aanwezig ampullen van 10ml (1ml = 25 mg).
De patiënt krijgt 75 mg per dag toegediend.
A. hoeveel ml geef je per dag?
B. Hoeveel ampullen heb je nodig voor een maand (30dagen)?


Slide 19 - Open question

Onderdeel procenten/promille
De volgende sommen gaan over het onderdeel procenten en promille 

Slide 20 - Slide

16. Je hebt een ampul met een oplossing van 10%. Hoeveel mg/ml is dit?

Slide 21 - Open question

17. Je hebt een ampul met een oplossing van 1‰
Hoeveel mg/ml is dit?

Slide 22 - Open question

18. Je hebt een ampul met een oplossing van 0,2%. Hoeveel mg/ml is dit?

Slide 23 - Open question

19. Je hebt een ampul met een oplossing van 0,5‰
Hoeveel mg/ml is dit?

Slide 24 - Open question

20. Aanwezig 1 % oplossing nodig 2 mg, hoeveel ml geef je?

Slide 25 - Open question

21. Aanwezig 3 % oplossing nodig 6 mg, hoeveel ml geef je?

Slide 26 - Open question

22. Aanwezig 4‰ oplossing nodig 6 mg, hoeveel ml geef je?

Slide 27 - Open question

23. Hoeveel mg werkzame stof zit er in 1 ml van een 2% oplossing

Slide 28 - Open question

24. Hoeveel mg Pethidine zit er in een ampul van 10 ml, met een oplossingssterkte van 5%

Slide 29 - Open question

25. In voorraad een ampul met 2 ml morfine 5%. Je moet 60 mg geven, hoeveel ml spuit je?

Slide 30 - Open question

26. Een zorgvrager moet 300 mg hebben. Op de ampul staat 15%. Hoeveel geef je?

Slide 31 - Open question

27. Je hebt in voorraad een flacon zantac van 10 ml. De concentratie is 1%. Je moet 5 mg injecteren.
Hoeveel ml is dat?

Slide 32 - Open question

28. je hebt een 3% oplossing je moet 60 mg injecteren. Hoeveel ml?

Slide 33 - Open question

29. Hoeveel ampullen zijn er nodig voor een maand (30dagen) als een zorgvrager per dag 6mg Aramine moet krijgen uit
een ampul van 2ml met 1,5%?

Slide 34 - Open question

30. Hoeveel ampullen zijn er nodig voor een maand (30dagen) als een zorgvrager per dag 10mg werkzame stof moet krijgen uit
een ampul van 5ml met 2,5%?
Zorg altijd voor voldoende voorraad.

Slide 35 - Open question

Einde
Dit is het einde van huiswerkles 1. 

Je hebt geoefend met: 
1. Milligrammen
2. Procenten/promille
3. Oplossingen
4. Verdunningen
5. Internationale eenheden

Slide 36 - Slide