Lees eerst de vraag

                     Welkom!
              - jas: kapstok/kluis 
              - mond : leeg
              - telefoon:  kluisje
               - iPad: tas (grond)
               - deur dicht:  mond dicht
1 / 34
next
Slide 1: Slide
StudielessenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 49 min

Items in this lesson

                     Welkom!
              - jas: kapstok/kluis 
              - mond : leeg
              - telefoon:  kluisje
               - iPad: tas (grond)
               - deur dicht:  mond dicht

Slide 1 - Slide

Lees eerst de vraag

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les weet je:
  1.  waarom je bij een toets de vraag eerst goed moet lezen
  2. waarom je focus op de inhoud moet zijn
  3. dat je goed na moet denken over de betekenis van sommige woorden, om goed te weten waar je op moet letten bij het goed antwoord geven op de vraag.
  4. dat er meerdere acties in 1 opdracht van je gevraagd kunnen worden
  5. Uit ervaring wat jouw valkuilen kunnen zijn.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

1.
Kleur de helft van het aantal grote schapen bruin.
1.
2.
Zet een rode pijl boven elk schaap dat naar links kijkt, in die richting.
2.
3.
Teken een cirkel om het schaap dat het vogeltje aankijkt en er het dichtst bij staat.
3.
4.
Teken een rood hartje om de twee schaapjes die naar elkaar kijken.
4.
5.
Trek een groene rechte lijn van het hek naar twee grote en twee kleine schapen.
5.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

1.
Kleur de helft van het aantal grote schapen bruin.
1.
2.
Zet een rode pijl boven elk schaap dat naar links kijkt, in die richting.
2.
3.
Teken een cirkel om het schaap dat het vogeltje aankijkt en er het dichtst bij staat.
3.
4.
Teken een rood hartje om de twee schaapjes die naar elkaar kijken.
4.
5.
Trek een groene rechte lijn van het hek naar twee grote en twee kleine schapen.
5.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

1.
Kleur de helft van het aantal grote schapen bruin.
1.
2.
Zet een rode pijl boven elk schaap dat naar links kijkt, in die richting.
2.
3.
Teken een cirkel om het schaap dat het vogeltje aankijkt en er het dichtst bij staat.
3.
4.
Teken een rood hartje om de twee schaapjes die naar elkaar kijken.
4.
5.
Trek een groene rechte lijn van het hek naar twee grote en twee kleine schapen.
5.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

1.
Kleur de helft van het aantal grote schapen bruin.
1.
2.
Zet een rode pijl boven elk schaap dat naar links kijkt, in die richting.
2.
3.
Teken een cirkel om het schaap dat het vogeltje aankijkt en er het dichtst bij staat.
3.
4.
Teken een rood hartje om de twee schaapjes die naar elkaar kijken.
4.
5.
Trek een groene rechte lijn van het hek naar twee grote en twee kleine schapen.
5.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

1.
Kleur de helft van het aantal grote schapen bruin.
1.
2.
Zet een rode pijl boven elk schaap dat naar links kijkt, in die richting.
2.
3.
Teken een cirkel om het schaap dat het vogeltje aankijkt en er het dichtst bij staat.
3.
4.
Teken een rood hartje om de twee schaapjes die naar elkaar kijken.
4.
5.
Trek een groene rechte lijn van het hek naar twee grote en twee kleine schapen.
5.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Tel het aantal vervoermiddelen zonder motor.
Schrijf het getal op de takelwagen
1.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Wat vliegt, maar is geen vervoermiddel.
Verbind die door een rode lijn.
2.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Trek een blauw kruis door de voertuigen met 4 wielen.
3.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Teken een groene cirkel om de figuren zonder wielen.
4.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Zet een zwart vierkantje rechts van de figuren die zich in de lucht bewegen.
5.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

  1. Hoeveel verschillende soorten dieren zijn er 
  2. en hoeveel dieren tel je per soort?  
  3. Vermenigvuldig beide getallen 
  4. en schrijf het resultaat in de rechter bovenhoek.
  5. Wat bedoelen ze met resultaat? Een ander woord daarvoor is.......
1.
Teken een rode cirkel om het dier dat het grootst is, binnen elke soort.
2.
Verbind de kleinste diersoorten met elkaar door een blauwe stippellijn.
3.
Zet een groene pijl onder de dieren die naar links kijken, maar zet de pijlpunt in de andere richting.
  • Het dier kijkt niet naar voren, 
  • Het kijkt naar links, 
  • dus kijk vanuit het dier
4.
  • Zoek het tweede grootste dier per soort 
  • en teken daar één cirkel omheen.
  • Het 2e grootste dier is niet hetzelfde als het op 2 na grootste dier
  • 1 cirkel, waar ze alle 3 in zitten.
5.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

  • Tel het aantal sterren (welke figuren zijn echt sterren)
  • Vermenigvuldig de som (wat bedoelen ze met de som) met 2
  • Schrijf dat getal tussen beide cirkels in het blauw.
  • Tussen beide cirkels is de rechthoek. Als ik daar het getal inschrijf, is dat dan tegelijk het antwoord bij 3?)
4.
  • Schrijf iets in de rechthoek
  • en zet de omtrek van de rechthoek
  • in het geel.
3.
  • Teken onder elke cirkel 
  • een kleinere 
  • volledig rode 
  • driehoek.
2.
  • Schrijf in beide cirkels 
  • de eerste èn de laatste letter 
  • van je voornaam
  • met groene stift
1.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

In deze les heb ik geleerd dat......

Slide 32 - Open question

Ik ben trots op mezelf in deze les omdat.........

Slide 33 - Open question

Ik vind dat.......trots op zichzelf kan zijn deze les, omdat.......

Slide 34 - Open question