Week 19 les één

1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

die Planung
- Wer ist hier?
- Lesen
- Letzten Stunde
- Haben, sein und werden
- Ende

Slide 2 - Slide

Wer ist hier?
A E T R
K P L O
I M S N
H U D F

Slide 3 - Slide

Lesen!
Lernen:
Schritt 18-21 blauwe blokken 
timer
1:00

Slide 4 - Slide

Hausaufgaben

Slide 5 - Slide

Test
- Op 1 juni:
Schritt 18-21 
Haben/sein/werden
Persoonlijke vnw
Bezittelijke vnw

In combinatie met leestoets

Slide 6 - Slide

Taaldorp


Op 17 juni hebben jullie het Taaldorp. Hier gaan we het in de les vaker over hebben. 

Slide 7 - Slide

Toetsweek
In de toetsweek hebben jullie een leestekst!

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wat weten we over haben, sein en werrden?

Slide 10 - Mind map

haben, sein und werden

Slide 11 - Slide

Wat weten we nog over de
bezittelijke voornaamwoorden?

Slide 12 - Mind map

mijn
jouw
zijn
haar
hun
onze
jullie
uw
mein
unser
ihr (m.v.)
ihr (e.v.)
sein
Ihr
dein
euer

Slide 13 - Drag question

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk en vrouwelijk
B
vrouwelijk en onzijdig
C
mannelijk en onzijdig
D
vrouwelijk en meervoud

Slide 14 - Quiz

Mein Vater hat (mijn patat) vergessen.

Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden
A
mein Pommes
B
meine Pommes
C
meinen Pommes

Slide 15 - Quiz

Entschuldigung, haben Sie (onze hond) gesehen?

Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden
A
unser Hund
B
unsere Hund
C
unseren Hund

Slide 16 - Quiz

Da ist Max. OMG ich habe (zijn verjaardag) komplett vergessen!

Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden
A
sein Geburtstag
B
seine Geburtstag
C
seinen Geburtstag

Slide 17 - Quiz

Vertaal:
Wie heißt (uw dochter) Frau Senf?
Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden

Slide 18 - Open question

Vertaal:
Ich suche (mijn oom) schon seit einer Stunde.
Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden

Slide 19 - Open question

Kies het juiste bezittelijk vnw:

Das ist ...... Buch (o).
A
mein
B
meine
C
meinen

Slide 20 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:
_____ Schule (v) heißt Bonhoeffer College.
A
Unser
B
Unsere
C
Unseren

Slide 21 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:
Monika hat ____ Freund (m) noch nicht vorgestellt.
A
ihr
B
ihre
C
ihren

Slide 22 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:
Mutter hat gekocht. Das Kind mag ____ Essen (o) nicht.
A
ihr
B
ihre
C
ihren

Slide 23 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:
Rufen Sie ___ Sohn (m) noch mal, Herr Maier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Ihren

Slide 24 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:

Hier ist ____ Bestellung (v) Jungs!
A
euer
B
euere
C
eueren

Slide 25 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:

Klaus hat ___ Lohn (m) ausgegeben.
A
sein
B
seine
C
seinen

Slide 26 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:
Ich möchte ___ Eis (o) probieren, darf ich?
A
dein
B
deine
C
deinen

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide