Quiz Koolstofchemie

Bij een endotherme reactie...
A
komt er energie vrij
B
is er alleen heel even energie nodig
C
is er continu energie nodig
D
Is er geen energie nodig
1 / 33
next
Slide 1: Quiz
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 5 min

Items in this lesson

Bij een endotherme reactie...
A
komt er energie vrij
B
is er alleen heel even energie nodig
C
is er continu energie nodig
D
Is er geen energie nodig

Slide 1 - Quiz

fotolyse is endotherm
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Welke reactie is endotherm?
A
Het stollen van ijs
B
Verbranding van papier
C
Condenseren van waterdamp
D
Het smelten van ijs

Slide 3 - Quiz

Is dit een
exotherme of endotherm
reactie?
A
endotherm want product staat lager
B
Exotherm want product staat lager
C
exotherm, het is een verbranding
D
endotherm, het is ontleding

Slide 4 - Quiz

Een verbranding is een
A
endotherme reactie
B
exotherme reactie

Slide 5 - Quiz

Wat is onvolledige verbranding?
Een verbranding met ........
zuurstof
A
te veel
B
te weinig
C
geen
D
lekkere

Slide 6 - Quiz

,

dit is een ..... verbranding
A
onvolledige
B
volledige

Slide 7 - Quiz

Hoe kun je snel een brand blussen?
A
Zuurstof toevoegen of brandstof wegnemen
B
Temperatuur verhogen en zuurstof toevoegen
C
brandstof toevoegen en zuurstof wegnemen
D
temperatuur verlagen en/of zuurstof en brandstof wegnemen

Slide 8 - Quiz

Brand blussen met deksel op pan. Welke voorwaarde van verbranding haal je weg?
A
Brandstof
B
Ontbrandings-temperatuur
C
Zuurstof

Slide 9 - Quiz

Je kunt niet alle branden blussen met water. Welke brand kun je niet blussen met water?
A
brandend plastic
B
brandend papier
C
brandend vet
D
brandend hout

Slide 10 - Quiz

Brand blussen met water
Welke voorwaarde van verbranding haal je weg?
A
Brandstof
B
Ontbrandings-temperatuur
C
Zuurstof

Slide 11 - Quiz

Hoeveel covalente bindingen heeft:
F
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 12 - Quiz


In aardolie komt vaak nog het element zwavel voor. Als aardolie wordt verbrand, wordt dus ook de zwavel verbrand.

Welke reactieproducten heb je bij de verbranding van zwavelhoudende benzine?
A
koolstofdioxide en water
B
koolstofdioxide, koolstofmonoxide en water
C
koolstofdioxide, zwaveloxide en water
D
koolstofmono-oxide, zwaveldioxide en water

Slide 13 - Quiz

Hoeveel covalente bindingen heeft:
N
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 14 - Quiz

Hoeveel covalente bindingen heeft:
O
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 15 - Quiz

Een covalente binding ...
A
kan alleen gevormd worden tussen edelgassen
B
wordt gevormd door een gemeenschappelijk elektronenpaar
C
wordt bepaald door het aantal elektronen in de K-schil
D
kan alleen bij atomen die lijken op edelgassen

Slide 16 - Quiz

Welke van de volgende moleculen is een alkeen?
A
C3H8
B
C4H4
C
C5H10
D
C2H6

Slide 17 - Quiz

Welke van de volgende moleculen is een alkaan?
A
C3H8
B
C4H4
C
C5H10
D
C2H4

Slide 18 - Quiz

Wanneer water van de vloeibare fase naar de gasfase gaat, welke binding gaat er dan verloren?
A
Atoombinding
B
Moleculaire binding
C
Van der Waals binding
D
Covalente binding

Slide 19 - Quiz

Hoeveel covalente bindingen kan koolstof aangaan?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quiz

Zien we hiernaast een alkaan of een alkeen?
A
alkaan
B
alkeen

Slide 21 - Quiz

Hoe noem je een vertakking van 1 koolstof?
A
methyl
B
methyn
C
ethyl
D
ethyn

Slide 22 - Quiz

Wat is de naam van deze stof?
A
2-methylpropaan
B
2-methylpropeen
C
dimethylpropeen
D
methyl-2-propeen

Slide 23 - Quiz

Hoe noem je dit
molecuul ook al weer?
A
Ethaan
B
Etheen
C
Propaan
D
Propeen

Slide 24 - Quiz

De additie van chloor (Cl2) aan
but-2-een geeft:
A
1,2-dichloorbutaan
B
2,3-dichloorbutaan
C
1-chloorbutaan
D
2-chloorbutaan

Slide 25 - Quiz

welke stof is dit?
A
dimethylpropaan
B
2,2-dimethylbutaan
C
dimethylbutaan
D
3,3-dimethylbutaan

Slide 26 - Quiz

Hoe noemt men het produceren van kunststoffen uit monomeren?
A
destilleren
B
polyesteren
C
kraken
D
polymerisatie

Slide 27 - Quiz

In het stroomschema van aardolie naar plastics staan verschillende stappen. Hoe heet de stap om van ruwe olie nafta te maken?
A
destillatie
B
kraken
C
polymerisatie

Slide 28 - Quiz

Wat is de naam van:
A
2-broom-3-chloorbutaan
B
2-chloor-3-broombutaan
C
3-broom-2-chloorbutaan
D
2-chloor-3-broompropaan

Slide 29 - Quiz

Wat is de naam van:
A
2-jood-3-broomprop-1-een
B
1-broom-2-jood-prop-2-een
C
2-jood-1-broomprop-2-een
D
3-broom-2-joodprop-1-een

Slide 30 - Quiz

Wat is de naam van:
A
pent-3-een-2-ol
B
pent-2-een-4,4-diol
C
pent-3-een-2,2-diol
D
4-ol-pent-2-een

Slide 31 - Quiz

Wat is de naam?
A
1-broom-1,2-difluorpropaan
B
1,2-difluor-1-broompropaan
C
2,3-fluor-3-broompropaan
D
1-broom-1,2-difluorpropaan

Slide 32 - Quiz

Wat is de
juiste naam?
A
4-methylpenta-1,3-dieen
B
2-methylpenta-1,3-dieen
C
2-methylpenta-2,4-dieen
D
methylpentadieen

Slide 33 - Quiz