les 10:hw was: hw maken 40t/m42, 44 t/m 46 test jezelf 2.3 digiboek +51, 52, 57 + Leren hst 3!
Vragen hw/theorie van hst 3 of van hst 2? Nu doorgeven, bespreek ik laatste 20 min.
lessonup hst 3 vooral milieu is belangrijk voor tent. 1
hw: vrijdag: thuiswerkles maken hst 2: 58 t/m 60 + 63 + test jezelf 2.4 digiboek + van hst 3: 4,5, 10 t/m 14, 16 + test jezelf 3.1 digiboek
hw: voor dinsdag: hst 3: maken 24, 25,28,29 test jezelf 3.2 digiboek+ 32, 35, 36, 38, 40+ test jezelf 3.3 + leren hst 3.3 (Let op, snap je 38 niet, schrijf je het in ieder geval zo ver mogelijk uit zodat ik beter kan helpen)
Slide 2 - Slide
3 brandvoorwaarden
brandstof= stof die brandt, (in dagelijks leven: een stof die bij verbranding veel energie levert)
zuurstof; 21 vol % van de lucht = zuurstof (de rest vooral stikstof 78 vol %)
ontbrandingstemperatuur; de temp. waarbij deze stof ontbrandt
Slide 3 - Slide
Fossiele brandstoffen
- Aardgas
- Aardolie
- Steenkool
Dus ontstaan uit vergane resten van planten en dieren
Slide 4 - Slide
aardolie = fossiele brandstof
bestaat voor grootste deel uit koolwaterstof verbindingen
dus moleculen die in ieder geval koolstof- en waterstofatomen bevatten
bij volledige verbranding hiervan ontstaat dus altijd en
aardolie is een mengsel van heel veel verschillende verbindingen
H2O(g)
CO2(g)
Slide 5 - Slide
reactieverschijnselen bij verbranding
bij snelle verbrandingen ontstaan:
warmte
vlammen =brandend gas
soms rook(= gas +vaste deeltjes
soms vonken(=vaste gloeiende deeltjes)
vaak as
Slide 6 - Slide
maar er zijn ook langzame verbrandingen
zoals het verteren van je voedsel of het oxideren van metalen (= reactie aangaan met zuurstof). Ook hierbij ontstaat altijd WARMTE
Algemene notatie van verbrandingen:
brandstof + zuurstof--> verbrandingsproduct(en)
Slide 7 - Slide
volledige verbranding koolwaterstoffen
kleurloze of blauwe vlam
er onstaat waterdamp en koolstofdioxide
beide gassen zijn (net als distikstofoxide)broeikasgassen en kunnen zorgen voor versterkt broeikaseffect als ze afkomstig zijn van fossiele brandstoffen
onvolledige verbranding koolwaterstoffen
oranje of gele vlam
er onstaat waterdamp, koolstof(=roet) en koolstofmonoxide
koolstofmonoxide (=kolendamp)is een dodelijk gas
koolstofmonoxide is zwaar (net als koolstofdioxide), kleur- en geurloos en voorkomt opname van zuurstof -> je stikt
Slide 8 - Slide
olie brand blussen met explosie
explosie = hele snelle verbranding
door explosie wordt tijdelijk zuurstof weggehaald
brandstof wordt verspreid
dus koelt brandstof ook af tot onder ontbrandingstemperatuur
dus alle 3 de brandvoorwaarden weggehaald (1 is al genoeg)
Slide 9 - Slide
versterkt broeikaseffect door fossiele brandstoffen
meer H2O en CO2 in dampkring.
gemiddelde temperatuur stijgt
verandering klimaat: sommige plekken droger andere plekken juist vochtiger
smelten poolijs en stijging waterspiegel
uitsterven dieren en planten en meer kans op epidemie
Slide 10 - Slide
zwaveldioxide SO2 ontstaat bij verbranding zwavelhoudende brandstof
stikstofoxiden (N2 + O2--> NOx) ontstaan in zware motoren omdat ontbrandings-temperatuur van stikstof (lucht) bereikt
gevolg zure regen als deze gassen met waterdamp uit lucht reageren--> ontstaan van zwavelzuur (door SO2 )en saltpeterzuur (door NOx)
luchtvervuiling door verbranding fossiele brandstoffen
Slide 11 - Slide
verzuring bodem door mest
de mest van veehouderij bevat ammoniak NH3 , door bacteriën in grond wordt dit omgezet in salpeterzuur--> verzuring bodem
Slide 12 - Slide
gat in ozonlaag door CFK's
CFK's (chloorfluorkoolwaterstoffen) tasten de ozonlaag aan(--> gat in ozonlaag), de ozonlaag beschermt tegen uv straling van zon --> meer kans op huidkanker
dankzij strenge regelgeving gaat het de laatste jaren gelukkig weer beter
CFK's werden veel gebruikt in koelkasten, spuitbussen enz.
Slide 13 - Slide
biomassa=grondstoffen die "snel" door natuur gemaakt worden zoals:bv materiaal van bomen, planten
brandstoffen van biomassa= biobrandstof b.v. bio-ethanol maar ook gas uit ontlasting van varkens/mens
grote voordeel t.o.v. fossiele brandstoffen: de koolstofdioxide is nog maar kortgeleden opgeslagen in de vorm van koolstof en daarom is versterkt de koolstofdioxide die bij verbranding ontstaatniet het broeikaseffect
Slide 14 - Slide
rekenen aan verbrandingsreacties: overmaat
heb je een kloppende reactievergelijking, dan weet je de massaverhouding waarin de stoffen met elkaar reageren (hst 2)
met behulp van de atomaire massa-eenheid (u) (hst 1) kun je de verhoudingen in kg of g berekenen
volgens de wet van behoud van massa=wet van Lavoisier heb je dan voor en na de reactie evenveel massa.
bij overmaat is van een van beide stoffen na de reactie nog een deel over, dit is de overmaat.
hw leren hst 3 en maken 74, 76 t/m 79, 82, 83 a t/m c en 84 test jezelf 3.6
Slide 16 - Slide
Reactiesnelheid afhankelijk van:
Temperatuur (bij hoge T beter, deeltjes botsen sneller)
Soort
Concentratie (hoe hoger des te meer kans op contact tussen stoffen)
Verdelingsgraad(hoe fijner des te meer contactoppervlak)
Katalysator = stof die deeltjes beter met elkaar laat botsen (wordt zelf nooit verbruikt)
Slide 17 - Slide
huiswerk les 12 en 13
voor morgen thuis: leren 3.5 en maken 58, 59, 60,62,65 66 en 68 test jezelf 1 t/m 10
do:maken 36/m 40 test jezelf 3.3 opg 1 t/m 10 en 46,47,49,51t/m ,55 test jezelf 3.4 opg 1 t/m 4 + leren hst 3 (als je 37 en 38 niet snapt schrijf zo ver mogelijk uit zodat ik zie waar het mis gaat) Einde les 11
Slide 18 - Slide
stel bij de volgende situaties de reactievergelijking op; eerst in woorden, dan in symbolen en maak kloppend
bij de verbranding van waterstof wordt er waterdamp gevormd.
bij de volledige verbranding van stikstof ontstaat stikstofdioxide
Bij het roesten van ijzer onstaat ijzeroxide met de formule Fe2O3
Bij de onvolledige verbranding van ethaan C2H6 (g) ontstaat naast water nog een andere stof