h3 verbrandingen

H3 verbrandingen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

H3 verbrandingen

Slide 1 - Slide

les 10:hw was: hw maken 40t/m42, 44 t/m 46 test jezelf 2.3 digiboek +51, 52, 57 + Leren hst 3!

  • Vragen hw/theorie van  hst 3 of van hst 2?  Nu doorgeven, bespreek ik laatste 20 min.
  • lessonup hst 3 vooral milieu is belangrijk voor tent. 1
  • hw: vrijdag: thuiswerkles maken hst 2: 58 t/m 60 + 63 + test jezelf 2.4 digiboek + van hst 3: 4,5, 10 t/m 14, 16 + test jezelf 3.1 digiboek
  • hw: voor dinsdag: hst 3: maken 24, 25,28,29 test jezelf 3.2 digiboek+ 32, 35, 36, 38, 40+ test jezelf 3.3 + leren hst 3.3 (Let op, snap je 38 niet, schrijf je het in ieder geval zo ver mogelijk uit zodat ik beter kan helpen)


Slide 2 - Slide

3 brandvoorwaarden
  1. brandstof= stof die brandt, (in dagelijks leven: een stof die bij verbranding veel energie levert)
  2.  zuurstof; 21 vol % van de lucht = zuurstof (de rest vooral stikstof 78 vol %)
  3. ontbrandingstemperatuur; de temp. waarbij deze stof ontbrandt

Slide 3 - Slide

Fossiele brandstoffen
- Aardgas
- Aardolie
- Steenkool
Dus ontstaan uit vergane resten van planten en dieren

Slide 4 - Slide

aardolie = fossiele brandstof
  • bestaat voor grootste deel uit koolwaterstof verbindingen
  • dus moleculen die in ieder geval koolstof- en waterstofatomen bevatten
  • bij volledige verbranding hiervan ontstaat dus altijd             en    
  •    aardolie is een mengsel van heel veel verschillende verbindingen
H2O(g)
CO2(g)

Slide 5 - Slide

reactieverschijnselen bij verbranding 
bij snelle verbrandingen ontstaan:
  1. warmte
  2. vlammen =brandend gas
  3. soms rook(= gas +vaste deeltjes
  4. soms vonken(=vaste gloeiende deeltjes)
  5. vaak as

Slide 6 - Slide

maar er zijn ook langzame verbrandingen
zoals het verteren van je voedsel of het oxideren van metalen (= reactie aangaan met zuurstof). Ook hierbij ontstaat altijd WARMTE

Algemene notatie van verbrandingen:
brandstof + zuurstof--> verbrandingsproduct(en)

Slide 7 - Slide

volledige verbranding koolwaterstoffen
  1. kleurloze of blauwe vlam
  2. er onstaat waterdamp en koolstofdioxide
  3. beide gassen zijn (net als distikstofoxide)broeikasgassen en kunnen zorgen voor versterkt broeikaseffect als ze afkomstig zijn van fossiele brandstoffen

onvolledige verbranding koolwaterstoffen
  1. oranje of gele vlam
  2. er onstaat waterdamp, koolstof(=roet)  en koolstofmonoxide
  3. koolstofmonoxide (=kolendamp)is een dodelijk gas
  4. koolstofmonoxide is zwaar (net als koolstofdioxide), kleur- en geurloos en voorkomt opname van zuurstof -> je stikt

Slide 8 - Slide

olie brand blussen met explosie
  • explosie = hele snelle verbranding
  • door explosie wordt tijdelijk zuurstof weggehaald
  • brandstof wordt verspreid
  • dus koelt brandstof ook af tot onder ontbrandingstemperatuur
  • dus alle 3 de brandvoorwaarden weggehaald (1 is al genoeg)

Slide 9 - Slide

versterkt broeikaseffect door   fossiele brandstoffen
  • meer H2O en  CO2  in dampkring.
  • gemiddelde temperatuur stijgt
  • verandering klimaat: sommige plekken droger andere plekken juist vochtiger
  • smelten poolijs en  stijging waterspiegel
  • uitsterven dieren en planten en  meer kans op epidemie

Slide 10 - Slide

  •  zwaveldioxide SO2 ontstaat bij verbranding zwavelhoudende brandstof 
  • stikstofoxiden (N2 + O2--> NOx) ontstaan in  zware motoren omdat ontbrandings-temperatuur van stikstof (lucht) bereikt 
  •  gevolg zure regen als deze gassen met waterdamp uit lucht reageren--> ontstaan van zwavelzuur (door  SO2 )en saltpeterzuur (door NOx)   
luchtvervuiling door verbranding fossiele brandstoffen

Slide 11 - Slide

verzuring bodem door mest
  • de mest van veehouderij bevat ammoniak NH3 , door bacteriën in grond wordt dit omgezet in salpeterzuur--> verzuring bodem

Slide 12 - Slide

gat in ozonlaag door CFK's
  • CFK's  (chloorfluorkoolwaterstoffen) tasten
    de ozonlaag aan(--> gat in ozonlaag),
    de ozonlaag beschermt tegen uv straling
    van zon --> meer kans op huidkanker
  • dankzij strenge regelgeving gaat het de
    laatste jaren gelukkig weer beter
  • CFK's  werden veel gebruikt in koelkasten,
    spuitbussen enz.

Slide 13 - Slide

biomassa=grondstoffen die "snel" door natuur gemaakt worden zoals:bv materiaal van bomen, planten
  • brandstoffen van biomassa= biobrandstof b.v. bio-ethanol maar ook gas uit ontlasting van varkens/mens
  • grote voordeel t.o.v. fossiele brandstoffen:  de koolstofdioxide is nog maar kortgeleden  opgeslagen in de vorm van koolstof en daarom is versterkt de koolstofdioxide die bij verbranding ontstaat niet het broeikaseffect

Slide 14 - Slide

rekenen aan verbrandingsreacties: overmaat
  • heb je een kloppende reactievergelijking, dan weet je de massaverhouding waarin de stoffen met elkaar reageren (hst 2)
  • met behulp van de atomaire massa-eenheid (u) (hst 1) kun je de verhoudingen in kg of g berekenen
  • volgens de wet van behoud van massa=wet van Lavoisier heb je dan voor en na de reactie evenveel massa.
  • bij overmaat is van een van beide stoffen na de reactie nog een deel over, dit is de overmaat.

Slide 15 - Slide

programma les 13
  • hw was: hst 3 maken 46,47,49,51t/m ,55, 58, 59, 60,62,65 66, 68 Vragen?
  • volgende slide bespreken
  • bespreken gevraagde opgaves/ verder werken aan hw
  • hw leren hst 3 en maken 74, 76 t/m 79, 82, 83 a t/m c en 84 test jezelf 3.6

Slide 16 - Slide

Reactiesnelheid afhankelijk van:
  1. Temperatuur (bij hoge T beter, deeltjes botsen sneller)
  2. Soort
  3. Concentratie (hoe hoger des te meer kans op contact tussen stoffen)
  4. Verdelingsgraad(hoe fijner des te meer contactoppervlak)
  5. Katalysator = stof die deeltjes beter met elkaar laat botsen (wordt zelf nooit verbruikt)

Slide 17 - Slide

huiswerk les  12 en 13
  • voor morgen thuis: leren 3.5 en maken 58, 59, 60,62,65 66 en 68 test jezelf 1 t/m 10
  •  do:maken 36/m 40 test jezelf 3.3 opg 1 t/m 10 en 46,47,49,51t/m ,55 test jezelf 3.4 opg 1 t/m 4 + leren hst 3 (als je 37 en 38 niet snapt schrijf zo ver mogelijk uit zodat ik zie waar het mis gaat) Einde les 11

Slide 18 - Slide

stel bij de volgende situaties de reactievergelijking op; eerst in woorden, dan in symbolen en maak kloppend
  1. bij de verbranding van waterstof wordt er waterdamp gevormd.
  2. bij de volledige verbranding van stikstof ontstaat stikstofdioxide
  3. Bij het roesten van ijzer onstaat ijzeroxide met de formule Fe2O3
  4. Bij de onvolledige verbranding van ethaan C2H6 (g) ontstaat naast water nog een andere stof

Slide 19 - Slide