Engels vooraf thema 6 CONTACT

Doel:
Na deze les heb je woorden geleerd die te maken hebben met 'contact maken' en kun je klok lezen in het Engels.

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Doel:
Na deze les heb je woorden geleerd die te maken hebben met 'contact maken' en kun je klok lezen in het Engels.

Slide 1 - Slide

- Phone
- Check
- Messages
- I use
- He uses
- To text
- Does not text
- Only
- Talks
- On the phone
- How are you?
- Do you know?
- What time?
- Dinner
- I know
- Forgot
- Minute 
- English
- Tomorrow
- Another
- Again
- Still
- Angry
- Would like

Slide 2 - Slide

- Phone / telefoon
- Check / checken
- Messages / berichtjes
- I use / ik gebruik
- He uses / hij gebruikt
- To text / om te sms'en 
- Does not text / smst niet
- Only / alleen maar
- Talks / praat
- On the phone / aan de telefoon
- How are you? / hoe is het met je?
- Do you know? / Weet je?
- What time? / Hoe laat?
- Dinner / avondeten
- I know / weet ik
- Forgot / vergeet
- Minute / minuut
- English / engels
- Tomorrow / morgen
- Another / nog een
- Again / weer
- Still / nog steeds
- Angry / boos 
- Would like / zou leuk vinden

Slide 3 - Slide

On the phone
Does not text
What time?
Do you know?
Aan de telefoon
Smst niet
Hoe laat?
Weet je?

Slide 4 - Drag question

Telefoon
Alleen maar
Ben vergeten
Avondeten
Only
Forgot
Dinner
Phone

Slide 5 - Drag question

Maak een foto van jezelf en kijk ANGRY.

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Video

Hoe zeg je in het Engels dat het 10:00 uur is?
A
It's ten op de clock
B
It's tien op klok
C
It's ten o'clock
D
It's eleven o'clock

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Hoe zeg je in het Engels dat het half 3 is?
A
Half past one
B
Half past five
C
Half past three
D
Half past two

Slide 10 - Quiz

Hoe zeg je in het Engels dat het half 6 is?
A
Half past five
B
Half past four
C
Half past six
D
Half past eleven

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Hoe zeg je in het Engels dat het kwart over 7 is?
A
A quarter to seven
B
A quarter past seven
C
A quarter past six
D
A quarter to six

Slide 13 - Quiz

Hoe zeg je in het Engels dat het kwart voor 4 is?
A
A quarter to one
B
A quarter to four
C
A quarter to five
D
A quarter past four

Slide 14 - Quiz

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het half 2 is?
A
It is half to two.
B
It is half past two.
C
It is half past one.
D
It is one thirty o'clock.

Slide 15 - Quiz

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het vijf uur is?
A
It is five hours.
B
It is fifth the clock.
C
It is five the clock.
D
It is five o'clock.

Slide 16 - Quiz

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het half 11 is?
A
It is half to eleven.
B
It is half past eleven.
C
It is half past ten.
D
It is ten thirty o'clock.

Slide 17 - Quiz