4M H3 verbrandingsreacties

Verbranding §8
1 / 25
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Verbranding §8

Slide 1 - Slide

Vandaag: Leerdoel
  • Herhaling vanJe weet wat een verbranding is.
  • Je kunt benoemen hoe je een brand herkent.
  • Je kunt de brandvoorwaarden benoemen.
  • Je weet hoe blusmiddel werkt. 
  • Oefenen met verbrandings reacties 

Slide 2 - Slide

Verbranding

  • Een verbranding is een reactie van een brandstof met zuurstof.
  • Bij een verbranding ontstaan verbrandingsgassen en warmte.
        
          Brandstof + zuurstof (g) => verbrandingsproduct(en)


Slide 3 - Slide

Wat neem je waar bij een brand? 
Een brand herken je aan brandverschijnselen. 
Brandverschijnselen zijn: 
  • vlammen
  • rook
  • vonken
  • roet 
  • brandgeur 
  • warmteontwikkeling
 

Slide 4 - Slide

Brandverschijnselen
  •  Een vlam is een brandend gas. 
  • Rook is een mengsel van verbrandingsgassen en zwevende vaste deeltjes. 
  • Roet bestaat uit onverbrande koolstof.
  •  Vonken zijn gloeiende koolstofdeeltjes.
  •  Je ruikt een brandgeur.
  • Bij een brand komt warmte vrij: Warmteontwikkeling (hitte)





Slide 5 - Slide

Soorten vlammen
gele vlam
kleurloze vlam
ruisende vlam
  •  Luchttoevoer dicht.
  • De vlam krijgt weinig zuurstof.  
  • De vlam kleurt geel door gloeiende roet deeltjes. 
  •  Luchttoevoer een beetje open.
  • De vlam krijgt genoeg zuurstof.
  • Een kleurloze vlam is moeilijk om te zien. 

  •  Luchttoevoer verder open 
  • De vlam krijgt veel zuurstof. 
  • Vlam heeft een lichtblauwe kern & een donkerblauwe mantel

Slide 6 - Slide

Branddriehoek

Slide 7 - Slide

Brandvoorwaarden
Er ontstaat alleen brand als aan alle drie de brandvoorwaarden tegelijk is voldaan: 
  1. Brandstof
  2. Zuurstof
  3. Ontbrandingstemperatuur
 (Dit is de temperatuur waarbij een brandstof begint te branden. Elke brandstof heeft zijn eigen ontbrandingstemperatuur). 

Slide 8 - Slide

Blussen
Elk blusmiddel haalt één of meer van de brandvoorwaarden weg.
Het hangt van de brandstof af met welk blusmiddel je de brand moet blussen. 

Slide 9 - Slide

Blusmiddelen
Water
Schuim
Blusdeken
Koolstofdioxide
Poeder
Zand

Slide 10 - Slide

Blussen voorbeelden:



 Een blusmiddel werkt door de ontbrandingstemperatuur, zuurstof of brandstof weg te nemen.

    • Water: verlaagt de temperatuur en verlaagt zuurstoftoevoe
    • Koolstofdioxide: verlaagt de temperatuur en verlaagt zuurstoftoevoer
    • Zand: verlaagt de temperatuur en verlaagt zuurstoftoevoer
    • Schuim: verlaagt zuurstoftoevoer 
    • Blusdeken: verlaagt zuurstoftoevoer
    • Poeder: verlaagt zuurstoftoevoer 



     

    Slide 11 - Slide

    Let op het juiste blusmiddel!

    Slide 12 - Slide

    Slide 13 - Slide

    Slide 14 - Slide

    Slide 15 - Slide

    Slide 16 - Slide

    brander
    Gele vlam / pauze vlam: Gasregelknop is open en de luchtring is dicht

    Blauwe vlam: gasregelknop is open en luchtring is klein stuk je open

    Blauwe ruisende vlam: Gasregelknop is open en luchtring is helemaal open 

    Hoe verder je de gasregelknop opendraait hoe hoger de vlam. 


    Slide 17 - Slide

    Stelling:

    Ik weet wat de wet van Lavoisier is
    A
    Ja
    B
    Nee
    C
    Ja, maar ik kan het niet uitleggen
    D
    Ik heb nog nooit van deze wet gehoord.

    Slide 18 - Quiz

    Hoofdstuk 3: Verbrandingen

    Wet van behoud van massa
    massa reactant = massa product

    Oefenen
    Tijdens de elektrolyse van 10 g water
    ontstaat waterstof en zuurstof. 
    Bereken hoeveel g zuurstof er ontstaat. 
    Afbeelding 1: toestel van Hofman

    Slide 19 - Slide

    Hoofdstuk 3: Verbrandingen

    Verbranding
    Een verbranding is een reactie met zuurstof
    brandstof + zuurstof --> ..... + ..... + ..... ect. 

    In een BBQ wordt houtskool (C) verbrand. Bij deze reactie ontstaat er koolstofdioxide (CO )
    a. Geef de RV
    b. C = 12g, CO = ?
    2
    2

    Slide 20 - Slide

    Hoofdstuk 3: Verbrandingen

    Overmaat/ondermaat
    Als van een beginstof te veel aanwezig is, blijft er na afloop van die stof een gedeelte over. Dit overschot wordt de overmaat genoemd. 

    Nadelen 
    Bedenk zelf twee nadelen van overmaat. 

    Slide 21 - Slide

    Nadelen van ondermaat;

    Slide 22 - Open question

    Hoofdstuk 3: Verbrandingen

    Oefenen met overmaat
    Bij de verbranding van 60 g magnesium ontstaat er magnesiumoxide (MgO)
    1. hoeveel g zuurstof is nodig om 60 g
    magnesium te verbranden?

    Voor de reactie is er 45 g O   beschikbaar
    2. Bereken hoeveel g O  de overmaat is
     


    Afbeelding 2: verbranding van magnesium

    Slide 23 - Slide

    Hoofdstuk 3: Verbrandingen

    Oefenen met overmaat
    26 g magnesium reageert met 20 g zuurstof

    3. bereken welke stof in overmaat is
    4. bereken hoeveel magnesium er met
    20 g zuurstof reageert

    Afbeelding 2: verbranding van magnesium

    Slide 24 - Slide

    Aan de slag!
    2.4-3.4 Oneven vragen

    Slide 25 - Slide