2m redekundig ontleden les 4 t/m nwg

Redekundigkundig ontleden 
Redekundig ontleden is als een puzzel. Elk stukje van de puzzel heb je nodig om het volgende stukje te kunnen benoemen.
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Redekundigkundig ontleden 
Redekundig ontleden is als een puzzel. Elk stukje van de puzzel heb je nodig om het volgende stukje te kunnen benoemen.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel
  • Aan het einde van deze les hebben jullie geoefend met het ontleden van de zindelen tot en met het naamwoordelijk gezegde.
  • Aan het einde van deze les kennen jullie de koppel werkwoorden                                                                                  
  • Aan het einde van deze module kunnen jullie het stappenplan van het ontleden tot en met het voorzetsel voorwerp uit je hoofd opnoemen en toepassen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planning
  • quiz om voorkennis op te halen
  • Instructie en indien nodig video's
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Voorkennis activeren
Nu volgt een herhaling van de quiz van de vorige les met twee nieuwe vragen erbij. 
Je zou deze nu nog beter moeten kunnen maken en al onderdelen herkennen. 
Dit helpt je om jezelf te testen en een beetje herhaling is altijd goed.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is redekundig ontleden ?
A
ontleden
B
ontleden van de zinsdelen
C
ontleden van de woordsoorten
D
iets met grammatica

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is stap 1 van het redekundig ontleden?
A
persoonsvorm zoeken
B
onderwerp zoeken
C
strepen zetten
D
werkwoordelijk gezegde zoeken

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
een werkwoord zoeken
B
het getal veranderen (meervoud - enkelvoud)
C
de zin van tijd veranderen (verleden tijd - tegenwoordige tijd)
D
geen idee

Slide 7 - Quiz

Getal-proef: zin veranderen van enkelvoud naar meervoud of van meevoud naar enkelvoud. 
V

Tijd-proef: zin van tijd veranderen. Tegenwoordige tijd wordt verleden tijd en andersom.

Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.


Wat is stap 2?
A
onderwerp benoemen
B
werkwoordelijk gezegde benoemen
C
lijdensvoorwerp benoemen
D
zinsdeelstrepen zetten

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Hoe zet je de zindeelstrepen?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Wat is stap 3 en hoe vind je het?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

wat is stap 4?
A
lijdend voorwerp benoemen
B
meewerkendvoorwerp benoemen
C
onderwerp benoemen
D
bijwoordelijke bepaling benoemen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vind je het onderwerp?
A
wie of wat + PV?
B
wie doet het?
C
wat doet het?
D
aan wie of voor wie + PV?

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is stap 5?
A
bijwoordelijke bepaling benoemen
B
meewerkendvoorwerp benoemen
C
lijdensvoorwerp benoemen
D
onderwerp benoemen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions


Je hebt geleerd dat je elk stukje dat je benoemd hebt nodig hebt om het volgende stukje te kunnen benoemen. Je weet nu dus wat de pv is, welke zinsdelen er zijn, wat het WWG is en wat het onderwerp is (wie of wat + PV (of WWG). 

Vraag: hoe vind je nu het lijdend voorwerp?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions


Je hebt geleerd dat je elk stukje dat je benoemd hebt nodig hebt om het volgende stukje te kunnen benoemen. Je weet nu dus wat de pv is, welke zinsdelen er zijn, wat het WWG is en wat het onderwerp is (wie of wat + PV (of WWG) en het lV (wie of wat + PV (of WWG) + O ). 
Vraag: wat is stap 6 en hoe vind je die?

Vraag: hoe vind je nu het lijdend voorwerp?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Wat is stap 7?
A
onderwerp
B
lijdendvoorwerp
C
bijwoordelijke bepaling
D
meewerkend voorwerp

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een bijvoeglijke bepaling?

Slide 17 - Mind map

This item has no instructions

Wat is een koppelwerkwoord?

Slide 18 - Mind map

This item has no instructions

Ken je nog andere soorten
werkwoorden, naast
het koppel werkwoord?

Slide 19 - Mind map

This item has no instructions

Koppelwerkwoorden
zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen
heten
dunken 
voorkomen

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Een trucje: zwabbels (hoe dan  verder?)

zijn

worden

blijven

blijken

lijken

schijnen

(heten, dunken, voorkomen)

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Waar denk je aan als je
'naamwoordelijk gezegde' hoort?

Slide 22 - Mind map

This item has no instructions

In een naamwoordelijk gezegde...
A
doet iemand iets
B
wil iemand iets
C
is iemand iets
D
staan alleen maar werkwoorden

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf de drie meest
voorkomende
koppel werkwoorden
op

Slide 24 - Mind map

This item has no instructions

Een trucje: zwabbels (hoe dan  verder?)

zijn

worden

blijven

blijken

lijken

schijnen

(heten, dunken, voorkomen)

Slide 25 - Slide

This item has no instructions


Schrijf de zes gebruikelijke
koppel werkwoorden op

Slide 26 - Mind map

This item has no instructions

Schrijf alle koppelwerkwoorden op
die je nu al uit je hoofd kent

Slide 27 - Mind map

This item has no instructions

Naamwoordelijk gezgede
Naast het werkwoordelijk gezegde heb. je ook nog het naamwoordelijk gezegde.
Er zijn twee verschillen:
  • er zitten ook andere woorden dan werkwoorden in het naamwoordelijk gezegde
  • in een werkwoordelijk gezegde DOET iemand iets en in een naamwoordelijk gezegde IS iemand iets.
  • het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel (werkwoorden) en een naamwoordelijk deel (geen werkwoorden)
  • in een naamwoordelijk gezgede zit altijd een koppelwerkwoord: 
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, heten, dunken voorkomen.
  • Let op: sommige werkwoorden kunnen ook een hulpwerkwoord of zelfstandig werkwoord zijn! Dus kijk goed of iemand iets DOET of  IS.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Naamwoordelijk gezegde 2
Wanneer er een naamwoordelijk gezegde in een zin zit, dan is iemand dus iets.

Er zit dan NOOIT een lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp in de zin, dus alleen nog mogelijk een bijwoordelijke bepaling, een bijvoeglijke bepaling en/of een voorzetselvoorwerp.

Voorbeeld:
WWG: Ik ga voor docent studeren = ga studeren
NWG: Ik al twintig jaar ben docent = ben docent. ww = ben nw = docent
             De klas is vandaag erg druk = is erg druk. ww = is nw = erg druk

Zie ook de hand-out!

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Link

This item has no instructions

Vervolg instructie
Hieronder vind je de video's met uitleg over alle stappen van het ontleden van de zinsdelen.
Belangrijk om goed de zinsdelen te kunnen ontleden:
  1.  Je moet het stappenplan uit je hoofd kunnen opnoemen
  2. Het strepen zetten moet je goed oefenen en kunnen toepassen
  3. verder is het een kwestie van oefenen en oefenen 

Als je de stappen niet kent, dan lukt het ontleden niet EN als je de zindeelstrepen niet kunt zetten, dan benoem je de verkeerde zindelen.

Als je dat niet nodig hebt, dan ga je door naar het blokje toepassing in deze Lesson up.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Video

This item has no instructions

Slide 33 - Video

This item has no instructions

Slide 34 - Video

This item has no instructions

Slide 35 - Video

This item has no instructions

Slide 36 - Video

This item has no instructions

Slide 37 - Video

This item has no instructions

Slide 38 - Video

This item has no instructions

Slide 39 - Video

This item has no instructions

Slide 40 - Link

This item has no instructions


Heb je het lesdoel van het oefenen met het ontleden van de zinsdelen behaald?

Slide 41 - Open question

This item has no instructions


Heb je misschien het lesdoel van de stappen uit je hoofd kunnen opnoemen en het toepassen ook al behaald?

Slide 42 - Open question

This item has no instructions

Wat ging goed in het zelfstandig werken en wat kan de volgende keer nog een beetje beter?

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

Feedback:
Wat vond je fijn of goed werken aan deze les en wat ik de. volgende keer beter?

Slide 44 - Open question

This item has no instructions