This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Ecologie
Bs 1 Eten en gegeten worden
Bs 2 Piramiden
Bs 3 De koolstofkringloop
Bs 4 Populaties
Bs 5 Aanpassingen bij dieren
BS 6 Aanpassingen bij planten
Klas 4 Thema 2
Slide 1 - Slide
Piramide van aantallen
Laat zien hoeveel organismen zijn er in iedere schakel zijn.
Piramidevorm
hoeft niet, bv.
bij één boom.
Piramide van biomassa
Laat zien hoeveel gewicht er in iedere schakel is.
Altijd de vorm van een piramide.
Biomassa = het gewicht van een organisme.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Planten leggen de energie uit de zon vast in de energierijke organische stoffen. Het grootste deel van deze stoffen worden gebruikt voor groei, een deel wordt verbruikt bij de verbranding.
Een plant wordt gegeten door een planteneter, dus gaan de energierijke organische stoffen van de plant in de planteneter. De hoeveelheid energie is minder omdat de plant ook verbranding heeft gehad en niet alles verteerbaar. In iedere schakel in de voedselketen gaat er energie verloren, dus neemt de biomassa af.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen de piramide van aantallen en piramide van biomassa.
Slide 7 - Open question
Welke piramide heeft altijd een piramidevorm? Leg je antwoord uit.
Slide 8 - Open question
In welke schakel van de voedselketen komen meestal de meeste individuen voor?
Slide 9 - Open question
In een piramide van … kun je zien hoeveel individuen elke schakel van een voedselketen heeft.
A
aantallen
B
biomassa
Slide 10 - Quiz
Hoe wordt het totale gewicht van alle organische stoffen in een organisme genoemd?
Slide 11 - Open question
Welke schakel van een voedselketen heeft altijd de grootste biomassa?
Slide 12 - Open question
In welke schakel van een voedselketen wordt zonne-energie vastgelegd in energierijke organische stoffen?
Slide 13 - Open question
Kunnen consumenten van de tweede orde lezen zonder planten? Leg je antwoord uit.
Slide 14 - Open question
Er zijn ganzen die alleen in de winter in Nederland zijn. Ze vliegen in het voorjaar naar Siberië en het noorden van Scandinavië. Daar leven ze op grote vlakten en eten gras. Op de grond maken zij hun nesten waarin zij de eieren uitbroeden en de jongen verzorgen. De jongen zijn in het begin hulpeloos en veel jongen worden opgegeten door vossen en roofvogels. In hetzelfde gebied leven veel kleine knaagdieren, zoals lemmingen. Lemmingen eten gras. Ze worden in grote aantallen opgegeten door vossen en roofvogels.
Slide 15 - Slide
Maak met de organismen van de vorige dia een voedselweb op papier. Upload de foto van je antwoord hier.
Slide 16 - Open question
In de jaren dat er veel lemmingen zijn, overleven veel jonge ganzen. Leg uit hoe dit komt. => De vossen en roofvogels eten dan meer/minder lemmingen en meer/minder jonge ganzen. Daardoor blijven meer/minder jonge ganzen in leven.
Slide 17 - Open question
Voor een veehouder is het belangrijk dat de weilanden veel gras opleveren. Dat gras is nodig om de koeien zo veel mogelijk melk en vlees te laten produceren.
In een weiland wordt per vierkante meter in een jaar tijd 21 500 kJ energie vastgelegd in stoffen waaruit het gras bestaat. De koeien nemen hiervan 3050 kJ aan energie op. Andere planteneters, zoals slakken en insecten, nemen 3550 kJ aan energie op.
De rest wordt opgenomen door reducenten als het gras sterft en vergaat.
Slide 18 - Slide
Een deel van de wereldbevolking lijdt honger. Sommige mensen beweren dat er geen honger hoeft te worden geleden als iedereen minder vlees zou eten. Leg dat uit.