§12.1

1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Planning periode 3

Slide 3 - Slide

Deze les:
- Terugblik 12.1 eerste leerdoelen
- Uitleg overige leerdoelen 12.1
- Zelfstandig werken 
- Afsluiting les
Huiswerk vrijdag 7 februari
Maken + nakijken:  Hst 12.1 helemaal
Leren: begrippen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Evolutie theorie
Het komende hoofdstuk gaat over de evolutie. Eerst leer je waarop de evolutietheorie gebaseerd is, daarna kijken we naar het ontstaan van verschillende soorten waaronder ook het ontstaan van de mens. Vervolgens bespreken we de evolutie van ziekteverwekkers (dat gaat veel sneller dan het ontstaan van nieuwe soorten grotere dieren zoals je ziet met het corona virus). 
Dit hoofdstuk kan soms gevoelig liggen omdat volgens het geloof God alle organismen heeft geschapen. Ik wil vooraf benadrukken dat het geloof en evolutietheorie niet tegenovergesteld zijn maar prima samen kunnen. De evolutie theorie is in de wetenschap een verklaring voor het ontstaan van nieuwe soorten, niet het ontstaan van het leven zelf. Hier zijn in de wetenschap andere theorieën voor. Het is een theorie geen geloof. 

Slide 6 - Slide

Boek: 144 - 160
Aan het einde van deze les heb je kennis genomen van deze doelen en kun je vertellen hoe je ze beheerst.

Slide 7 - Slide

blz 145
Je hoeft deze jaartallen niet uit je hoofd te kennen.

Slide 8 - Slide


Hiernaast zie je 2 afbeeldingen, 1 van een luiaard die nu nog leeft en het skelet van een reuze luiaard die uitgestoven is.
Leefde de reuze luiaard op de grond of in de bomen? Leg je antwoord uit.

Slide 9 - Open question


Darwin bedacht de evolutietheorie. Waar gaat deze theorie over?
A
Ontstaan van de aarde.
B
Ontstaan van het leven.
C
Ontstaan van nieuwe soorten.

Slide 10 - Quiz

Stelling 1:
Giraffen met een langere nek kunnen makkelijker bladeren eten en overleven vaker.
Stelling 2:
Een boer kiest alleen de grootste en sappigste aardbeienplanten om verder mee te kweken.
Stelling 3:
Vlinders van een donkere kleur overleven beter in een roetachtige omgeving omdat ze minder opvallen.
Stelling 4:
Mensen fokken honden met een platte snuit omdat ze dat schattig vinden.
Stelling 5:
Vissen in een donker meer ontwikkelen na generaties een lichtere kleur.
Gaan de volgende stellingen over kunstmatige of natuurlijke selectie?
Leg uit waarom. Zet vervolgens de begrippen in eigen woorden neer. 
Verwerk de volgende begrippen erin.
beprippen
Fokken
Veredelen
kruisen
beste aangepast

Slide 11 - Slide

Lees blz 147
Als je de gewenste eigenschappen bij organismen laat voortplanten krijg je uiteindelijk organismen met andere / betere eigenschappen. 
Dieren = kruisen 
Planten = veredelen 
Dit is een voorbeeld van kunstmatige selectie.

Slide 12 - Slide


Lees het artikel hiernaast.
Wat is een mutatie? (zoek op in §11.5)

Slide 13 - Open question


Lees het artikel hiernaast.
Leg uit dat de 2 verschillende katten wel bij de zelfde soort horen.
Weet je nog wat een soort is? Zoek op in hst 1 tl3.

Slide 14 - Open question

Lees blz 150
Kijk naar de slakken in het plaatje. Er zijn bruine en gele slakken. Deze 2 kleuren noem je variatie in fenotype. Dit kan komen door omgeving (bijvoorbeeld veel/weinig eten) of door genen (bijvoorbeeld oogkleur). Deze laatste noem je genetische variatie. 

Doordat bepaalde variaties meer succesvol zijn (die planten zich voort) komen deze variaties uiteindelijk meer voor. Het gaat niet om de sterkste maar om de beste aangepaste eigenschap aan de omgeving.

Slide 15 - Slide


"Survival of the fittest" wordt wel eens vertaald met "De sterkste overleefd". Leg uit dat dit niet juist is.
antwoord staat op de vorige slide

Slide 16 - Open question


Bekijk de afbeelding hiernaast. De 2 hazen zijn dezelfde soort toch zien ze er heel anders uit.
Aan welke abiotische eigenschap zijn ze aangepast?

Slide 17 - Open question


Bekijk de afbeelding hiernaast. Leg uit waarom de giraffe een lange nek heeft.

Slide 18 - Open question

Boek: 144 - 160
Aan het einde van deze les heb je kennis genomen van deze doelen en kun je vertellen hoe je ze beheerst.

Slide 19 - Slide

Lees blz 152 + 153
1: Er is variatie 
2: Deze variatie is erfelijk (genetische variatie)
3: Er vind natuurlijke selectie plaats door omgeving
4: De soorten zijn geïsoleerd

Dit proces duurt heel er lang (duizenden jaren).

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide


Leg in eigen woorden uit waardoor er nieuwe soorten kunnen ontstaan. 
Welke 4 voorwaarden zijn er voor nodig?

Slide 22 - Open question

Lees blz 155
Erfelijke variaties ontstaan doordat er mutaties plaatsvinden. Vaak worden deze mutaties niet opgemerkt omdat ze in lichaamscellen plaatsvinden (en hier heb je er heel veel van). Maar gebeurd het in een geslachtscel dan komt het uiteindelijk in de cellen van de kinderen terecht. Op deze manier kunnen er nieuwe variaties in fenotype ontstaan.

Slide 23 - Slide


Leg uit dat een mutatie in 1 cel niet tot een variatie in het fenotype kan leiden.

Slide 24 - Open question

Lees blz 158
1: Er is variatie in fenotype
2: Deze variatie is erfelijk (genetische variatie)
3: Er vind natuurlijke selectie plaats

Voor het veranderen van soorten hoeft er geen isolatie plaats te vinden. 
Door de verandering van omgeving sterven soorten uit.

Slide 25 - Slide


Bekijk de afbeelding hiernaast. Tussen de voorouder en het moderne paard zit 59 000 000 jaar. 

Hoeveel generaties zijn dat als je er van uitgaat dat een paard na 5 jaar vruchtbaar is?

Slide 26 - Open question


Bekijk de afbeelding. Leg uit door welke omstandigheid de benen van de paarden steeds langer werden.

Slide 27 - Open question

0

Slide 28 - Video

Tekst
Huiswerk vrijdag 7 februari:

Maken + nakijken:  Hst 12.1
helemaal
Leren: begrippen
Hoe maak je huiswerk?
- Lees de tekst goed door.
- Maak de vragen.
- Kijk na, omcirkel je fouten.
- Snap je waar je fout vandaan komt? Helemaal goed.
- Snap je niet waar je fout vandaan komt? Vragen!!!

Slide 29 - Slide

Boek: 144 - 160
Aan het einde van deze les heb je kennis genomen van deze doelen en kun je vertellen hoe je ze beheerst.

Slide 30 - Slide

Examenvraag:

Slide 31 - Slide