Herhalingsvragen onrechtstreekse energieopwekking

Herhalingsvragen 
Onrechtstreekse energieopwekking
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EnergieHoger onderwijs

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhalingsvragen 
Onrechtstreekse energieopwekking

Slide 1 - Slide

1. Wat is primaire energie?
A
Energie die wordt verkregen uit elektriciteitscentrales
B
Alle in de natuur voorkomende energiebronnen in hun oorspronkelijke en onveranderde vorm
C
Energie die wordt verkregen uit fossiele brandstoffen

Slide 2 - Quiz

2. Waaruit bestaat secundaire energie?
A
Elektriciteit, warmte, stoom
B
Windkracht, zonne-energie, biomassa
C
Olie, gas, steenkool

Slide 3 - Quiz

3. Welke energiebronnen worden gebruikt in klassieke thermische centrales?
A
Zonne-energie en biomassa
B
Steenkool, stookolie of gas
C
Waterkracht en windenergie

Slide 4 - Quiz

4. Wat is het kenmerk van kerncentrales?
A
Ze maken gebruik van de verbrandingswarmte van fossiele brandstoffen
B
Ze gebruiken de reactie-energie van scheikundige processen bij splijting van uranium
C
Ze maken gebruik van hernieuwbare energiebronnen

Slide 5 - Quiz

5. Welk type centrale staat voor water- en gaskring proces?

Slide 6 - Open question

6. Wat drijft de generator aan waarmee elektriciteit wordt opgewekt in thermische centrales?

Slide 7 - Open question

7. Wat gebeurt er met de gassen die vrijkomen bij verbranding in een klassieke thermische centrale?
A
Ze worden opgevangen en opgeslagen.
B
Ze worden gezuiverd voordat ze worden uitgestoten, maar zijn nog steeds schadelijk voor het milieu.
C
Ze worden volledig gezuiverd voordat ze worden uitgestoten en zijn niet schadelijk voor het milieu.

Slide 8 - Quiz

8. Wat is de functie van de condensor in een klassieke thermische centrale?
A
Het opvangen van de gassen die vrijkomen bij verbranding.
B
Het omzetten van stoom terug in water.
C
Het zuiveren van de stoom voordat het wordt omgezet in elektriciteit.

Slide 9 - Quiz

9. Hoe wordt de draaibeweging van de as uit de turbine omgezet in elektriciteit?
A
Door middel van een generator
B
Door middel van een condensor
C
Door middel van een afscheider

Slide 10 - Quiz

10. Wat is het doel van de heroververhitters?
A
Het zuiveren van de stoom
B
Het voorkomen van water in de turbine
C
Het verhogen van de druk in de turbine

Slide 11 - Quiz

11. Wat is het werkingsprincipe van een nucleaire thermische centrale?
A
Gecontroleerde verbranding van fossiele brandstoffen
B
Omzetting van elektrische energie naar thermische energie
C
Gecontroleerde nucleaire splitsing om thermische energie op te wekken
D
Omzetting van zonne-energie naar elektrische energie

Slide 12 - Quiz

12. Waaruit bestaat de kern van een atoom?
A
Protonen en elektronen
B
Neutronen en elektronen
C
Protonen en neutronen
D
Koolstof en waterstof

Slide 13 - Quiz

13. Welke atomen worden gebruikt voor splijting in een kernreactor?
A
Waterstof (H) en zuurstof (O)
B
Koolstof (C) en stikstof (N)
C
Uranium (U) en andere zware atomen
D
Goud (Au) en zilver (Ag)

Slide 14 - Quiz

14. Wat is het doel van het toevoegen van boorzuur en regelstaven in een kernreactor?
A
Om de reactie te versnellen
B
Om neutronen te absorberen en de reactie te regelen
C
Om de temperatuur van het water te verlagen
D
Om de druk in de reactor te verhogen

Slide 15 - Quiz

15. Wat valt er onder categorie A afval?
A
Hoogradioactief afval met lange levensduur
B
Laag- of middelradioactief afval met korte levensduur
C
Chemisch afval
D
Hoogradioactief afval met korte levensduur

Slide 16 - Quiz

16. Wat valt er onder categorie C afval?
A
Hoogradioactief afval met korte levensduur
B
Laag- of middelradioactief afval met korte levensduur
C
Laag- en middelradioactief afval met lange levensduur
D
Hoogradioactief afval met lange levensduur

Slide 17 - Quiz

17. Wat is de reden dat de Boomse klei wordt gekozen voor de berging van radioactief afval?
A
De klei zorgt ervoor dat de radioactieve stoffen gedurende duizenden jaren geïsoleerd blijven van mens en milieu.
B
De klei heeft een mooie kleur die goed past bij het afval.
C
De klei heeft een aangename geur die het afval kan maskeren.
D
De klei heeft een lage radioactiviteit waardoor het geschikt is voor de berging van radioactief afval.

Slide 18 - Quiz

18. Wat is de eerste stap in de productie van elektriciteit in een STEG-centrale?
A
Het verhitten van water in een recuperatiestoomketel
B
Het verbranden van aardgas in de verbrandingskamer van een gasturbine
C
Het draaien van een alternator door een stoomturbine
D
Het afkoelen van stoom in een luchtcondensor

Slide 19 - Quiz

19. Op welke manier wordt stoom afgekoeld in een luchtcondensor?
A
Door het contact met koude omgevingslucht
B
Door het contact met koud water
C
Door het contact met ijs
D
Door het contact met een koeltoren

Slide 20 - Quiz

20. Wat is rendement?
A
Een maat voor de hoeveelheid energie die wordt geproduceerd.
B
Een maat voor de efficiëntie waarmee energie of middelen worden omgezet in nuttige energie.
C
Een maat voor de hoeveelheid brandstof die nodig is om energie te produceren.
D
Een maat voor de verhouding tussen de hoeveelheid elektriciteit die wordt geproduceerd en de hoeveelheid water die wordt gebruikt.

Slide 21 - Quiz

21. Hoe wordt rendement in de context van energieproductie gedefinieerd?
A
De verhouding tussen de hoeveelheid brandstof die nodig is om energie te produceren en de hoeveelheid energie die wordt geproduceerd.
B
De verhouding tussen de hoeveelheid bruikbare energie die wordt geproduceerd en de hoeveelheid energie die nodig is om die energie te produceren.
C
De verhouding tussen de hoeveelheid elektriciteit die wordt geproduceerd en de hoeveelheid water die wordt gebruikt.
D
De verhouding tussen de hoeveelheid warmte die wordt geproduceerd en de hoeveelheid gas die wordt gebruikt.

Slide 22 - Quiz

22. Wat is het ideale rendement?
A
0%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 23 - Quiz

23. Wat betekent een lager rendement?
A
Dat alle energie of middelen die worden ingezet, ook daadwerkelijk worden omgezet in nuttige resultaten.
B
Dat een deel van de energie of middelen verloren gaat en niet nuttig wordt gebruikt.
C
Dat het percentage energie dat wordt omgezet in nuttige resultaten hoger is dan 100%.
D
Dat het percentage energie dat wordt omgezet in nuttige resultaten lager is dan 0%.

Slide 24 - Quiz

24. Wat is het typische rendement van een kerncentrale?
A
20% - 30%
B
30% - 38%
C
38% - 50%
D
50% - 60%

Slide 25 - Quiz

BEDANKT
Om deel te nemen aan de Quiz

Slide 26 - Slide