Spelling 4.8

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Spelling 4.8

Lesdoelen: toepassen werkwoordspelling (ook Engels)

(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord

bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.

Wat is hier fout geschreven?
Ik biedt me aan om te gaan.

Wat is hier fout?
De politie waarschuwen voor vals geld.

Wat is fout geschreven?
We hebben vaak gebarbequed.

Wat is fout geschreven?
Zij heeft de rekening betaalt.

Zelf maken

Maak nu zelfst. opdracht 2 in je BOEK.

let op tt, vt en vd.

Je krijgt hiervoor 5 minuten

Wat is het voltooid deelwoord van gamen?

1. gegamed
2. gegamet
3. gegeemt
4. gegamedt

Wat is de hij-vorm tt van skaten?

1. hij skated
2. hij skate
3. hij skeat
4. hij skatet

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

1) zegt iets over het zelfstandig naamwoord

2) geeft aan van welke stof het zelfstandig naamwoord is gemaakt

Bijvoorbeeld: de betonnen muur

de ijzeren muur

de zilveren ring

De plastic tas

het nylon shirt

Je ziet: wanneer je een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord schrijft, eindigt dit niet op een 'e'

Het BN gebruikt als VD

Deze vorm van het BN schrijf je zo kort mogelijk, dus nooit dd en tt of dt 

Bijvoorbeeld:

Het huiswerk is gemaakt. Het gemaakte huiswerk.

Het hout is verbrand. Het verbrande hout.

Het nieuws werd verwacht. Het verwachte nieuws.

Schrijf zoveel mogelijk stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden op.

Zelfstandig maken:

Maak nu opdracht:

4-5-6-7

Leerlingen voor verlengde instructie komen achteraan in de klas bij de hoge tafels staan voor meer uitleg

Klaar? 

test jezelf 4.8 spelling

Even evalueren

Heb je het begrepen?

Wat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. Een bijvoeglijk naamwoord dat een grootte aangeeft.
2. Een bijvoeglijk naamwoord dat een vorm aanduidt.
3. Een bijvoeglijk naamwoord dat een stof aanduidt.
4. Een bijvoeglijk naamwoord dat een kleur beschrijft.

Welk van de volgende woorden is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. Zacht
2. Houten
3. Groot
4. Mooi

In welke zin is de juiste vorm van skaten gebruikt

1. Hij skate naar school.
2. Hij skatete naar school.
3. Hij skatet naar school.

In welke zin is de juiste vorm van updaten gebruikt

1. Gisteren heb ik het werkstuk geüpdatet.
2. Gisteren heb ik het werkstuk geüpdate.
3. Gisteren heb ik het werkstuk geüpdatete.