Lezen H2.3 1TOP D en E

Lezen H2.3 1TOP-D en E
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lezen H2.3 1TOP-D en E

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Feit of mening?

School is belangrijk.
A
Feit
B
Mening

Slide 2 - Quiz

Vragen waarom ze dit denken. 
Feiten
Feit

- iets wat werkelijk zo is of wat echt is gebeurd. 
- Je kunt het controleren. 


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Meningen
Mening = 
- Wat iemand ergens van vindt.
- Verschillen vaak.
- Andere woorden voor mening: standpunt, oordeel, opinie, opvatting. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Noem synoniemen voor 'mening'.

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Feit of mening?

In september 2018 werden de Filipijnen, China en Hong Kong getroffen door een zware tyfoon.
A
Feit
B
Mening

Slide 6 - Quiz

Vragen waarom ze dit denken. 
Hoe kun je het feit uit de vorige dia controleren?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Feit of mening?

Volgens mijn broer moeten kinderen hun zakgeld op giro 555 storten als er een grote ramp is.
A
Feit
B
Mening

Slide 8 - Quiz

Vragen waarom ze dit denken. 
Aan welk(e) woord(en) kun je herkennen dat het een mening is?
Volgens mijn broer moeten kinderen hun zakgeld op giro 555 storten als er een grote ramp is.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Wat klopt er niet aan de volgende zin?

Ik vind dat er in Limburg heuvels voorkomen.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

TH gaat aan de slag!
Maken H2.3 Lezen opdr.  3-4-5-6 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Hv gaat aan de slag!
Maken H2.3 Lezen opdr.  4-5-6

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Moeilijkewoordenwijzer

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Moeilijkewoordenwijzer
1. Is het woord belangrijk?

2. Leid de betekenis af uit de context (= zinnen in de buurt van het woord)

3. Geen aanwijzing in de tekst? Woordenboek of vragen!

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Moeilijkewoordenwijzer
Context = zinnen in de buurt
Zoek naar 'VOSTI' 
- Voorbeeld
- Omschrijving              
- Synoniem                     
- Tegenovergesteld woord
- een zin die je op een Idee brengt


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wanneer je een woordenboek gebruikt, lees je niet het hele woordenboek. Je hebt een vraag en je zoekt naar een antwoord. Deze leesstrategie heet ....
A
Verkennend lezen
B
Zoekend lezen
C
Nauwkeurig lezen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Moeilijkewoordenwijzer
Synoniem = 
Twee woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.




Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Theorie (tekstverband 1)
Goede tekst heeft verband tussen: - woorden
                                                                          - zinnen
                                                                          - alinea's
Dit noem je een tekstverband
Signaalwoorden kunnen een tekstverband aangeven.


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Theorie (tekstverband 1)
1. Opsommend tekstverband = Noemt twee of meer tekstdelen in volgorde.
Signaalwoorden: 
ook, bovendien, daarnaast, zowel...als, ten eerste, ten slotte, enz.

Voorbeeld: 
Willem heeft veel hobby's. Hij verzamelt treintjes, maar hij spaart ook foto's van het Koningshuis. Hij speelt bovendien gitaar. 


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat wordt er in het voorbeeld opgesomd?
Willem heeft veel hobby's. Hij verzamelt treintjes, maar hij spaart ook foto's van het Koningshuis. Hij speelt bovendien gitaar.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Slide 22 - Link

Korte oefening met signaalwoorden opsommend tekstverband. 
Theorie (tekstverband 1)
2. Tijdsvolgorde = geeft aan in welke volgorde de gebeurtenissen plaatsvinden
Signaalwoorden: 
eerst, intussen, terwijl, toen, vervolgens, daarna, voordat, nadat, ten slotte

Voorbeeld: 
Nog voordat Jaap was uitgesproken, gooide Sophie hem een glas water in het gezicht. Meteen daarna is ze vertrokken. 


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Theorie (tekstverband 1)
3. Tegenstelling = geeft aan welke tekstdelen een tegenstelling vormen
Signaalwoorden: 
maar, echter, toch, evenwel, daarentegen, enerzijds...anderzijds, daar staat tegenover

Voorbeeld: 
Jaap mist Sophie enorm, maar hij laat het niet merken. Sophie wil hem nooit meer zien. Jaap daarentegen is nog steeds gek op haar. 


Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Link

This item has no instructions

Slide 26 - Link

This item has no instructions

TH gaat aan de slag!
Maken H2.3 Lezen opdr. 9-10-11
opdr. 12-13-14
opdr. 16-17-18
opdr. 19-20

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

HV gaat aan de slag!
Maken H2.3 Lezen opdr. 7-8-9
opdr. 10-11-12
opdr. 13-14-15
opdr. 16-17-18

Slide 28 - Slide

This item has no instructions