H4 Grammatica - Enkelvoudige en samengestelde zinnen (hoofd- en bijzinnen)

Grammatica H4

Nederlands
Samengestelde zinnen
Hoofd- en bijzinnen
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica H4

Nederlands
Samengestelde zinnen
Hoofd- en bijzinnen

Slide 1 - Slide

Deze les:
  • Enkelvoudige en samengestelde zinnen
  • Hoofd- en bijzinnen

Slide 2 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen
Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje.



Slide 3 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen
Enkelvoudige zin: een zin met één persoonsvorm.
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje.

Samengestelde zin: een zin met meerdere persoonsvormen.
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante.

Slide 4 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnenVolgende les:
Je kan een zin in een andere tijd zetten. De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvorm. Dit geldt ook voor samengestelde zinnen. Kijk maar:


In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante

In de vakantie gingen wij altijd naar Spanje, want daar woonde mijn tante

Slide 5 - Slide

Pak je chromebook!
Ga naar LessonUp en doe mee!

Slide 6 - Slide

Wilma ging naar huis omdat ze moe was.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 7 - Quiz

De winkel op de hoek van de Hoogstraat is gisteren geopend.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 8 - Quiz

Wil je die tas met boeken op tafel neerzetten?
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 9 - Quiz

Weet jij al wanneer je dat proefwerk moet maken?
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 10 - Quiz

Langs de Oude Lindenlaan in de nieuwe wijk lopen vier kleine eendjes.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 11 - Quiz

Volgende les:
Hoofdzin (hz): 
  1. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar. 
  2. Er kunnen geen andere zinsdelen tussen staan (woordje 'niet')
  3. De persoonsvorm staat voor in de hoofdzin (op de 1e of 2e plaats)
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante

In de vakantie gaan (niet) wij altijd naar Spanje, want daar woont (niet) mijn tante.
Het kan bij beide zinnen niet. Er zijn in deze zin dus twee hoofdzinnen. 

Slide 12 - Slide

Volgende les:
In de vorige zin stonden dus twee hoofdzinnen. Er zit dus niet altijd een bijzin in een samengestelde zin. 
In de volgende zin staat er een hoofdzin en een bijzin in de zin: 


Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
Omdat mijn tante in Spanje woont, gaan wij daar ieder jaar naartoe. 

Omdat mijn tante IN SPANJE woont, gaan (niet) wij daar ieder jaar naartoe. 
In het eerste deel staat een zinsdeel tussen pv en ow. Dat is dus een bijzin. 
In het tweede deel kan er niks tussen pv en ow, dus is het een hoofdzin. 

Slide 13 - Slide

Volgende les:
Zo herken je hoofdzinnen en bijzinnen: 
Als er tussen pv en ow een woord (bijvoorbeeld 'niet') kán staan, dan is dat een bijzin. 
Kan dit niet, dan is het een hoofdzin. 
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)

Slide 14 - Slide

Volgende les:
Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat. 

Bijvoorbeeld: 
De kinderen hebben snoep gekocht, omdat ze dit wilden
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)

Slide 15 - Slide

Volgende les:
Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat. 

Bijvoorbeeld: 
De kinderen hebben snoep gekocht, omdat ze dit wilden
Oefenen hz en bz

Slide 16 - Slide

Volgende les:
Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat. 

Bijvoorbeeld: 
De kinderen hebben snoep gekocht, omdat ze dit wilden

Antwoord: 
Hoofdzin-bijzin
Oefenen hz en bz

Slide 17 - Slide

Volgende les:
Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat. 

Bijvoorbeeld: 
De kinderen hebben snoep gekocht, omdat ze dit wilden

Antwoord: 
Hoofdzin-bijzin
Oefenen hz en bz
Want: 
De kinderen (niet) hebben snoep gekocht, omdat ze DIT wilden. 


Slide 18 - Slide

Open je chromebook!
Ga naar LessonUp en doe mee!

Slide 19 - Slide

Sabine had een gezicht getrokken alsof ze iets vies proefde.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-bijzin
D
Bijzin-hoofdzin

Slide 20 - Quiz

We gaan met de klas naar Parijs en we zullen daar een week blijven.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-bijzin
D
Bijzin-hoofdzin

Slide 21 - Quiz

Mevrouw Luttema en meneer Boor gaan mee als extra begeleiders, maar dat is nog niet zeker.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-bijzin
D
Bijzin-hoofdzin

Slide 22 - Quiz

In elk geval gaat onze mentor mee, dus gezellig wordt het zeker!
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-bijzin
D
Bijzin-hoofdzin

Slide 23 - Quiz

Als we in Parijs zijn, wil ik graag wat kledingwinkels bezoeken.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-bijzin
D
Bijzin-hoofdzin

Slide 24 - Quiz

Volgende les:
Heb je vragen over :
- Samengestelde en enkelvoudige zinnen
- Hoofd- en bijzinnen
Vragen? 

Slide 25 - Slide

Maken blz. 119: 
  • Opdracht 1 t/m 5
Huiswerk

Slide 26 - Slide