H1 het menselijk lichaam (spieren en organen)

• ik en de maatschappij
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

H1 deel2

Spieren en organen

Spierstelsel

Spieren

Aan je botten zitten spieren.

Spieren en gewrichten heb je nodig om bewegingen te kunnen maken. 

Waar kan je lichaam door bewegen?

1. Alleen door botten
2. Door botten en spieren samen
3. Alleen door spieren

je spieren zitten vast aan je skelet met

1. pezen
2. spierbundels
3. vliezen
4. spieren

Waar bestaan spieren uit?

1. Pezen
2. Spiervezels
3. Vlies

Je hebt ook spieren in je organen.

Bijvoorbeeld in 

    de maag

    darmen

    in je huid

Je hart is ook een spier

Werking van de spier

Hoe werkt een spier?

• Spiercellen vormen spiervezels
  
• Groepjes spiervezels vormen spierbundel
  
• Om spierbundel zit een vlies
  
• vliezen zijn bij de uiteinden aan elkaar gegroeid = pees
  
• Pezen zitten vast aan botten
  

Een spier die ontspannen is, is langer en dunner.

Als je arm buigt, heb je je 'armbuigspier' (biceps) gespannen. 

Als je de arm weer wil strekken, dan is je 'armstrekspier' (triceps) gespannen

Antagonisten = tegengestelde spieren

Een gespannen spier is korter en dikker. De spier trekt dan botten naar elkaar toe.

Als de armbuigspier samentrekt wordt hij:

1. langer en dunner
2. langer en dikker
3. korter en dikker
4. korter en dunner

Maak opdracht 10 en 11 (12 en 13)

Pezen

Elke spier zit vast aan het bot met pezen. 

Pezen

De spieren zitten met pezen vast aan de botten

1. juist
2. onjuist

Maak opdracht 14 en 15

spijsvertering

Maak opdracht t/m 18

(Lees ook het blauwe stuk op 16 en 17)

Maak opdracht 20 

Nu volgt het filmpje van opdracht 21

Maak opdracht 21, 22, 23, 24 en 25