Argumenteren - quiz

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Argumenteren

Quiz

Over welk argument kun je van mening verschillen?

1. een feitelijk argument
2. een waarderend argument
3. beide argumenten

Een feitelijk argument kun je controleren, dus het is altijd waar.

1. ja, dat klopt
2. nee, een feitelijk argument kan onwaar zijn

Wat ontkracht je door een tegenargument?

1. een standpunt
2. een argument
3. een weerlegging

Waarmee ontkracht je een argument?

1. met een tegenargument
2. met een weerlegging
3. met een standpunt

Bij welke argumentatiestructuur heb je maar één argument?

1. enkelvoudige argumentatie
2. onderschikkende argumentatie

Hoe noem je argumenten die alleen in combinatie met elkaar werken?

1. afhankelijk
2. onafhankelijk
3. enkelvoudig
4. onderschikkend

Welke argumenten worden in een tekst verbonden door opsommende signalen, zoals 'en'?

1. ondergeschikte
2. nevengeschikte
3. enkelvoudige

'Sporten is goed, want daarmee verbeter je je conditie.'
Argumentatieschema:

1. oorzaak-gevolg
2. kenmerk of eigenschap
3. voordelen
4. autoriteit

'Het is goed om een avondklok in te voeren, want meneer Kuipers vindt dat ook.'
Argumentatie:

1. autoriteit
2. nadelen
3. vergelijking
4. voorbeelden

'Als je deze tandpasta gebruikt, zul je nooit meer gaatjes hebben.'
Drogreden:

1. verkeerde vergelijking
2. vals dilemma
3. overdrijven voor- of nadelen
4. onjuist beroep op oorzaak-gevolgschema

'Het is toch duidelijk dat dit de lekkerste appels zijn.'
Drogreden:

1. overdrijven voor- of nadelen
2. cirkelredenering
3. ontduiken bewijslast
4. bespelen van het publiek