intro 2 + 2.1 betalen

H2 GELD
vanaf 22 = powerpoint 
overzicht H2
opfrissen 
uitleg 2.1
2.1 maken 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

H2 GELD
vanaf 22 = powerpoint 
overzicht H2
opfrissen 
uitleg 2.1
2.1 maken 

Slide 1 - Slide

blz 41 maak opgave 2, 4, 7 10 (10 minuten)
Lees de begrippen door 

Klaar? begin aan 2.1

Slide 2 - Slide

Bespreken 
2 en 4
7 en 10
lastige begrippen 
overige vragen 

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 2.1
  • Na deze les weet je ....
  • wat degeldfuncties zijn.
  • op welke manieren kun je betalen.
  • welke rol de banken spelen in het geldverkeer
  • berekenen van saldo op een bankrekening 

Slide 4 - Slide

Functies van Geld
  •                                                      Spaarmiddel
  •                                                          
  •                                                      Rekenmiddel

  •                                                      Ruilmiddel
Ruilmiddel: 
je koopt of verkoopt goederen of diensten met geld
Rekenmiddel:
je kunt de waarde van verschillende producten met elkaar vergelijken
Spaarmiddel:
je geeft een deel van je inkomen niet uit, zodat je het later kunt gebruiken

Slide 5 - Slide

Vormen van Geld
Geld op de bank waar je via je pinpas mee kunt betalen. Dus niet je geld op een spaarrekening.
(Giraal)
Munten & bankbiljetten

(Chartaal)

Slide 6 - Slide

Giraal geld
  • Als je geld opneemt bij een geldautomaat...
  • - hoeveelheid giraal geld daalt
  • - hoeveelheid chartaal geld stijgt


Slide 7 - Slide

Giraal geld 



  • Op je bankrekening
  •  Niet tastbaar

Slide 8 - Slide

Welke vormen van giraal geld ken je?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Video

Creditsaldo

  • positief saldo
  • geld op je rekening


Dit moet je weten om het saldo te kunnen berekenen!
Debetsaldo

  • negatief saldo
  • geld tekort op je rekening

Slide 11 - Slide

Rekenafschrift
Vorige saldo    €50
Ontvangen                            €20              +
Betaald              €40                                   -
Nieuw saldo    €30 →  creditsaldo

Slide 12 - Slide

Op het rekeningoverzicht van Mariah staat dat zij een creditsaldo heeft van €523,80
  • Zij heeft in de vakantie €125 uitgegeven aan een winterjas en €99 aan nieuwe schoenen
  • Haar salaris is overgemaakt (€126,40)
  • Het abonnement van haar mobiele telefoon is afgeschreven (€25)
  • Bereken het nieuwe saldo op haar bankrekening en noteer of dit debet of credit is.




523,80 - 125 - 99 + 126,40 - 25 = 401,20
Haar nieuwe saldo is €401,20 credit

Slide 13 - Slide

Rol van de bank

Slide 14 - Slide

rol van de bank
Het geld wat gespaard wordt bij de bank, wordt weer uitgeleend. De bank betaalt de spaarders rente, en ontvangt van de leners rente. De rente die de bank ontvangt is hoger, zo verdient de bank geld.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Zelf aan de slag 2.1
Waarmee betaal je?
blz 42 en 43
opdracht 1 t/m 12
zelf nakijken
klaar? doelstellingen uitwerken 

Slide 17 - Slide

Programma
2.1 doelstellingen
2.1 vragen lessonup
afmaken 2.1 (10 minuten)
uitleg 2.2.

Slide 18 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 19 - Slide

Welk voorbeeld is GEEN voorbeeld van directe ruil
A
banaan voor een pen
B
banaan voor geld
C
pen voor een appel
D
appel voor een banaan

Slide 20 - Quiz

Wat is een voorbeeld van chartaal geld?
A
creditcard
B
bankpas
C
biljetten
D
pinpas

Slide 21 - Quiz

Wat is chartaal geld?
A
munten
B
bankbiljetten
C
munten en bankbiljetten
D
giraal geld

Slide 22 - Quiz

Als geld wordt gebruikt om de waarde van goederen en diensten aan te geven dan is het?
A
een betaalmiddel
B
giraal geld
C
een rekenmiddel
D
chartaal geld

Slide 23 - Quiz

Wat is een ander woord voor contant geld?
A
giraal geld
B
chartaal geld

Slide 24 - Quiz

Geld is een ruilmiddel wanneer ...
A
je iets koopt.
B
je geld in je spaarpot doet.
C
een rekensom maakt.
D
geld wit wast.

Slide 25 - Quiz