Mens en zorg blok 0 en 1

 Mens en Zorg

Deze module gaat over het ondersteunen van verschillende doelgroepen bij hun persoonlijke verzorging. 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

 Mens en Zorg

Deze module gaat over het ondersteunen van verschillende doelgroepen bij hun persoonlijke verzorging. 

Slide 1 - Slide

Geef 5 voorbeelden van zorgtaken die je bij beroepen in de Zorg kunt verlenen aan verschillende mensen

Slide 2 - Open question

De onderstaande zinnen gaan over zorg. Sleep de juiste soort zorg naar de bijbehorende omschrijving.
zelfzorg
mantelzorg
eerste-
lijnszorg
tweede-
lijnszorg
Rachid laat de hond van zijn zieke buurvrouw uit.
Bea gaat bij de kaakchirurg haar verstandskies laten trekken.
Hanna heeft hoofdpijn. Ze neemt een paracetamol.
De moeder van Jasper brengt hem kippensoep omdat hij ziek op bed ligt.
Sacha gaat naar de huisarts. Ze heeft last van haar buik.
De hartchirurg bespreekt de operatie met meneer de Bruin.
Door het thuiswerken heeft Maartje last van haar nek en schouders. Ze maakt een afspraak bij de fysiotherapeut.

Slide 3 - Drag question

ZELFZORG
PROFESSIONELE ZORG
MANTELZORG

Slide 4 - Drag question


Is er in de volgende situaties sprake van mantelzorg of van vrijwilligerswerk?

Sleep de zin naar de juiste situatie. 
Mantelzorg
vrijwilligerswerk
1. Meneer en mevrouw Driessen zorgen één dag in de week voor hun kleindochter die een verstandelijke beperking heeft.    
2.Meneer Jacobs gaat iedere week een uurtje wandelen met een bewoner van het zorgcentrum bij hem in de buurt.  
3. Mevrouw Bos is verpleegkundige. Zij verzorgt ieder jaar een week lang mensen met een beperking op een vakantieschip. Dit doet zij tijdens haar eigen vakantie, onbetaald. 
4. Mevrouw Badul zorgt voor haar man die longkanker heeft. 

Slide 5 - Drag question

zelfzorg
mantelzorg
eerstelijns 
zorg

tweedelijns
zorg
hoestdrank kopen bij de drogist
je laat de hond uit van je zieke buurvrouw
Je gaat naar de huisarts voor een blaasontsteking
je moet naar de KNO arts voor controle voor je astma

Slide 6 - Drag question

1e lijns zorg
2e lijnszorg
huisarts
chirurg
Tandarts
fysiotherapeut
orthopeed
maatschappelijk werker
dermatoloog
apotheker
keel-, neus-, oorarts
apotheker
orthodontist
mondhygiënist
gynaecoloog
internist

Slide 7 - Drag question

Intramurale zorg
Tweedelijnszorg
Eerstelijnszorg
Ambulante zorg
Zorg die direct toegankelijk is, zoals die van de huisarts.
Zorg die buiten de muren van de instelling plaatsvindt.
Zorg waar de patiënt een verwijzing voor nodig heeft.
Zorg die binnen de muren van de instelling plaatsvindt.

Slide 8 - Drag question

Noem 3 redenen waarom communicatie heel belangrijk is in beroepen in de zorg

Slide 9 - Open question

Wat bedoelen we met non-verbale communicatie?

Slide 10 - Open question

Uit hoeveel procent van communicatie bestaat non-verbale communicatie ?
A
20
B
45
C
60
D
80

Slide 11 - Quiz

Non verbale communicatie is het beste geschikt voor
A
Meningen
B
ideeën
C
Gevoelens
D
Informatie

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

 Mens en Zorg

Blok 1
Het kinderdagverblijf

Slide 19 - Slide

Wat is een rapportage?
A
Een overdracht aan collega's zodat je opvolger weet wat er tijdens je dienst is gebeurd.
B
Een offerte
C
Opbouwen van een dossier. Dan kom je als werkgever serieus over.
D
Een rustmoment voor jezelf zodat je even met andere werkzaamheden bezig bent.

Slide 20 - Quiz

Objectief
Subjectief
Feiten
Waarnemingen
Vaststellingen
individuele gevoelens
Vooroordelen
Meetbaar
Feitelijk
Gekleurd

Slide 21 - Drag question

Hoe noem je het als je wel besmet bent, maar de ziekte niet (meer) krijgt?


A
Immuniteit
B
Incubatie
C
Infectie
D
Symptoom

Slide 22 - Quiz


Wat betekent immuniteit?

A
Dat je niet besmet bent omdat de medicatie van de dokter goed werkt.
B
Dat je niet besmet bent omdat de ziektekiem niet in je lichaam kon binnendringen.
C
Dat je wel besmet bent maar dat je de symptomen van de ziekte nog niet hebt.
D
Dat je wel besmet bent maar dat je de ziekte niet (meer) krijgt.

Slide 23 - Quiz

Op welke 2 manieren kun je immuun worden voor een ziekte?

Slide 24 - Open question

Een baby gaat zelf zitten. Fijne of grove motoriek?
A
Fijne
B
Grove

Slide 25 - Quiz

Voetballen behoort tot een grove motoriek
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quiz

Welke activiteit draagt het meest bij aan de ontwikkeling van de grove motoriek van een kleuter?
A
Dansen, fietsen of rolschaatsen.
B
Studeren van een boek over motoriek.
C
Het maken van tekeningen van een onderwerp.
D
Het maken van veel contacten.

Slide 27 - Quiz