Les 29: Tekststructuren

Les 29: Tekststructuren
1 / 35
next
Slide 1: Slide
LessonUpSecundair onderwijs

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Les 29: Tekststructuren

Slide 1 - Slide

Welke manieren ken je al om structuur aan te brengen in een tekst? 

Slide 2 - Slide

Tekststructuur
De structuur van een tekst is enorm belangrijk.
Je gebruikte daar al deze middelen voor (~eerste graad):
- een inleiding, midden en slot
- alinea's en witregels
- titel en tussentitels
- verwijswoorden
- signaalwoorden

Slide 3 - Slide

Waarom moet ik dit kennen/kunnen?
Heel wat teksten zijn opgebouwd volgens een vaste structuur. Het is belangrijk dat je die herkent, omdat je daardoor het tekstdoel gemakkelijker kunt achterhalen en de tekst beter kunt begrijpen.

Ook je eigen teksten zullen beter gestructureerd zijn als je tijdens het schrijven de tekststructuren als bouwplan gebruikt.

Slide 4 - Slide

Bekijk de foto's in je boek op p. 297 en schrijf op op welke vragen je een antwoord verwacht in de teksten die bij de foto's horen. 

Slide 5 - Slide

Tekstructuren

Slide 6 - Slide

De verschillende structuren ontleed 
  • Evaluatiestructuur         evalueren = beoordelen
  • Probleemstructuur        informeren over een probleem of ongewenste situatie + oplossingen
  • Maatregelstructuur       een actie die je uitvoert of een afspraak die je maakt om iets aan te pakken, te verbeteren, op te lossen of te veranderen
  • Onderzoeksstructuur       je gaat de oorzaak of reden van iets bestuderen
  • Handelingsstructuur        je gaat iemand instructies geven

Slide 7 - Slide

Welke tekststructuur heeft de tekst bij
?
A
probleemstructuur
B
maatregelstructuur
C
handelingstructuur
D
evaluatiestructuur

Slide 8 - Quiz

Welke tekststructuur heeft de tekst bij
'Zo wil Netflix het delen van paswoord stoppen'?
A
probleemstructuur
B
maatregelstructuur
C
handelingstructuur
D
evaluatiestructuur

Slide 9 - Quiz

Welke tekststructuur heeft de tekst bij
?
A
probleemstructuur
B
maatregelstructuur
C
onderzoekstructuur
D
evaluatiestructuur

Slide 10 - Quiz

Welke tekststructuur heeft de tekst bij
?
A
probleemstructuur
B
maatregelstructuur
C
onderzoekstructuur
D
evaluatiestructuur

Slide 11 - Quiz

Welke tekststructuur heeft de tekst bij
?
A
probleemstructuur
B
maatregelstructuur
C
onderzoekstructuur
D
evaluatiestructuur

Slide 12 - Quiz

Even oefenen met een tekst. 
p. 298 

Slide 13 - Slide

Titels en boodschappen



Wat zal de hoofdgedachte zijn in de teksten die bij de volgende titels horen? 

Slide 14 - Slide

Welke tekststructuur heeft de tekst bij
'100 km/u op Nederlandse snelwegen'?
A
probleemstructuur
B
maatregelstructuur
C
handelingsstructuur
D
evaluatiestructuur

Slide 15 - Quiz

Op welke vragen verwacht je een antwoord te krijgen? 

Slide 16 - Slide

Wat is de maatregel?
Waarom is de maatregel nodig? 
Hoe wordt de maatregel uitgevoerd en door wie? 
Wat zijn de verwachte gevolgen? 

Slide 17 - Slide

Welke tekststructuur heeft de tekst bij
'Zijn jongeren sterker dan oudere generaties'?
A
probleemstructuur
B
maatregelstructuur
C
onderzoekstructuur
D
evaluatiestructuur

Slide 18 - Quiz

Op welke vragen verwacht je een antwoord te krijgen? 

Slide 19 - Slide

Wat wordt er onderzocht? 
Hoe wordt het onderzocht? 
Wat zijn de resultaten? 
wat is de conclusie? 

Slide 20 - Slide

Welke tekststructuur heeft de tekst bij
'Pasta met balletjes en shiitake'?
A
handelingstructuur
B
maatregelstructuur
C
onderzoekstructuur
D
evaluatiestructuur

Slide 21 - Quiz

Op welke vragen verwacht je een antwoord te krijgen? 

Slide 22 - Slide

Wat is het doel van de handeling (wat wil je doen)?
Wat zijn de voorwaarden/benodigdheden?
Hoe verloopt de handeling? 
Wat is de uitkomst? 


Slide 23 - Slide

Welke tekststructuur heeft de tekst bij
'De kijktip voor dit verlengde weekend: 'Into the Night''?
A
probleemstructuur
B
maatregelstructuur
C
onderzoekstructuur
D
evaluatiestructuur

Slide 24 - Quiz

Op welke vragen verwacht je een antwoord te krijgen? 

Slide 25 - Slide

Wat wordt er geëvalueerd? 
Wat zijn de positieve en negatieve punten? 
Wat is het eindoordeel? 
Wat kan of moet er gedaan worden? (bv. wel of niet kijken)

Slide 26 - Slide

Welke tekststructuur gebruik je het beste voor de volgende zaken:

adviesnota, ongewenste situatie aankaarten
A
probleemstructuur
B
maatregelstructuur
C
evaluatiestructuur
D
handelingstructuur

Slide 27 - Quiz

Welke tekststructuur gebruik je het beste voor de volgende zaken:

een actie, een voorstel
A
probleemstructuur
B
maatregelstructuur
C
evaluatiestructuur
D
handelingstructuur

Slide 28 - Quiz

Welke tekststructuur gebruik je het beste voor de volgende zaken:

een beoordeling
A
probleemstructuur
B
maatregelstructuur
C
evaluatiestructuur
D
handelingstructuur

Slide 29 - Quiz

Welke tekststructuur gebruik je het beste voor de volgende zaken:

een instructie, een evolutie
A
probleemstructuur
B
maatregelstructuur
C
evaluatiestructuur
D
handelingstructuur

Slide 30 - Quiz

Bij welke tekststructuur passen deze signaalwoorden het beste:

eerst, als laatste, vervolgens
A
probleemstructuur
B
maatregelstructuur
C
evaluatiestructuur
D
handelingstructuur

Slide 31 - Quiz

Bij welke tekststructuur passen deze signaalwoorden het beste:

samengevat, kortom, dus, hieruit volgt
A
probleemstructuur
B
maatregelstructuur
C
evaluatiestructuur
D
handelingstructuur

Slide 32 - Quiz

Bij welke tekststructuur passen deze signaalwoorden het beste:

omdat, want, hierdoor
A
probleemstructuur
B
maatregelstructuur
C
evaluatiestructuur
D
handelingstructuur

Slide 33 - Quiz

Bij welke tekststructuur passen deze signaalwoorden het beste:

daarom, waardoor
A
probleemstructuur
B
maatregelstructuur
C
evaluatiestructuur
D
handelingstructuur

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Slide