Quiz samenvatting module 1 leesvaardigheid klas 4

Waar staat de afkorting CSE voor?
A
Christelijke Scholengemeenschap Eindhoven
B
Centraal Schrijfvaardigheids Examen
C
Centraal Schriftelijk Eindexamen
D
Chaotisch School Examen
1 / 13
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Waar staat de afkorting CSE voor?
A
Christelijke Scholengemeenschap Eindhoven
B
Centraal Schrijfvaardigheids Examen
C
Centraal Schriftelijk Eindexamen
D
Chaotisch School Examen

Slide 1 - Quiz

Welk onderdeel komt niet voor in het CSE Nederlands?
A
grammatica
B
vragen beantwoorden over teksten
C
samenvatting
D
schrijfopdracht

Slide 2 - Quiz

Hoe lang duurt het examen Nederlands (zonder extra tijd)?
Noteer het aantal minuten.

Slide 3 - Open question

Wat is het leesdoel van de leesstrategie 'nauwkeurig lezen'?
A
Je wilt weten met wat voor tekst je te maken hebt.
B
Je wilt de tekst begrijpen.
C
Je wilt de tekst onthouden.
D
Je hebt een vraag en die wil je snel beantwoorden.

Slide 4 - Quiz

Wat is géén leesstrategie (= manier van lezen)?
A
verkennend lezen
B
zoekend lezen
C
studerend lezen
D
activerend lezen

Slide 5 - Quiz

Wat kun je doen als je twijfelt over een antwoord bij een meerkeuzevraag?
A
Vul de antwoorden waartussen je twijfelt allebei in.
B
Kies het antwoord bij de letter die als eerste in het alfabet voorkomt.
C
Streep de antwoorden weg die zeker niet goed zijn.
D
Laat de vraag open. Misschien vult de docent bij het nakijken het goede antwoord voor je in.

Slide 6 - Quiz

In welke volgorde staan de antwoorden van meerkeuzevragen altijd?
A
In alfabetische volgorde.
B
In willekeurige volgorde.
C
Oplopend van korte naar lange(re) zinnen.
D
Aflopend van lange naar korte(re) zinnen.

Slide 7 - Quiz

Wat is géén functie van de inleiding?
A
Het onderwerp aangeven of beschrijven.
B
De aanleiding noemen.
C
De centrale vraag stellen.
D
Een toekomstverwachting uitspreken.

Slide 8 - Quiz

Wat is géén functie van het slot?
A
Een conclusie geven.
B
De mening van de schrijver geven.
C
Een advies geven.
D
Een waarschuwing geven.

Slide 9 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
De belangrijkste zin van een alinea.
B
Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.
C
De mening van de schrijver in één zin.
D
De eerste zin van de tekst.

Slide 10 - Quiz

Wat is een hulpmiddel bij het vinden van de hoofdgedachte?
A
Een woordenboek.
B
Het stellen van een vraag waarin het onderwerp is opgenomen.
C
Het stellen van de vraag: waar gaat de tekst over?
D
Het wegstrepen van voorbeelden en citaten.

Slide 11 - Quiz

Tot welke tekstsoort behoort een klachtenbrief?
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 12 - Quiz

Wat is het tekstdoel van een reclametekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 13 - Quiz