Aarde: Hoofdstuk 3: Klimaat en landschapszones

Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
1 / 21
next
Slide 1: Open question
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Wat is het verschil tussen weer en klimaat?

Slide 1 - Open question

Wat zijn plekken op lage breedte?
A
Plekken in de buurt van een hooggebergte
B
Plekken in de buurt van een kust.
C
Plekken in de buurt van de polen.
D
Plekken in de buurt van de evenaar

Slide 2 - Quiz

Welke letter krijgen de tropische klimaten in het klimaatsysteem van Köppen?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 3 - Quiz

Welk klimaat heeft Nederland volgens het klimaatsysteem van Köppen?
A
Cf
B
Cs
C
Cw
D
Df

Slide 4 - Quiz

Uit welke twee onderdelen bestaat de wet van Buys Ballot?
A
Lucht stroom altijd van H naar L
B
Lucht stroom altijd van L naar H
C
Met een afwijking naar rechts op het NH
D
Met een afwijking naar links op het NH

Slide 5 - Quiz

Welk soort luchtdruk vinden we in de buurt van de evenaar?
A
Lage druk
B
Hoge druk
C
Geen druk
D
Maak je niet zo druk

Slide 6 - Quiz

Stralingsbalans
De zon geeft met haar zonlicht warmte en licht naar aarde. Toch is niet alle energie die de zon uitstraalt bruikbaar, een gedeelte van de energie wordt weerkaatst door de wolken en een ander deel opgenomen door de gassen in de atmosfeer. Ook straalt de aarde een gedeelte van de ontvangen energie weer terug naar het heelal. De verhouding tussen de hoeveelheid binnenkomende kortgolvige straling en uitgaande langgolvige straling is de energiebalans ook wel stralingsbalans genoemd.

Slide 7 - Slide

Variatie in de stralingsbalans

Niet elke plaats op aarde krijgt evenveel straling; dit is afhankelijk van:

- Breedteligging (plaatsen op hoge breedte krijgen minder loodrechts zonnestralen dan plaatsen op lage breedte);

- Albedo (weerkaatsing van het zonlicht; sneeuw reflecteert meer, terwijl bos meer opneemt).;

- Gesteldheid van het aardoppervlak

Slide 8 - Slide

Temperatuurfactoren
1. Breedteligging: hoe verder van de evenaar, hoe lager de temperatuur.
2. Hoogteligging: hoe hoger, hoe lager de temperatuur (per 1000 m, - 6 graden Celsius).
3. Gesteldheid van het aardoppervlak: land warmt snel op en koelt snel af, zee warmt langzaam op en koelt langzaam af.
4. Aanlandige en aflandige wind: aanlandige wind: zomer is deze koeler en vochtig en in de winter zacht en nat. Aflandige wind is in de zomer heet en in de winter koud en droog.
5. Aanvoer van warmte of koud door zeestromen

Slide 9 - Slide

Neerslagfactoren
- Soorten neerslag:

Slide 10 - Slide

Klimaatfactoren
- Breedteligging; hoe verder van de evenaar, hoe kouder;
- Hoogteligging; hoe hoger, hoe kouder;
- Ligging ten opzichte van de zee; hoe verder van zee, hoe warmer in de zomer en kouder in de winter;
- Aanvoer van koude of warmte van elders door wind of zeestromen;
- Ligging van gebergte; wel of geen beschutte ligging

Slide 11 - Slide

Gesteldheid v/h aardoppervlak

Of een plek op het land ligt of op het water heeft grote gevolgen.


Algemene regel: land warmt snel op en koelt snel af, zee warmt langzaam op en koelt langzaam af.

Slide 12 - Slide

Herverdeling van energie
Sommige plaatsen krijgen meer energie en dus warmte van de zon dan andere. Het systeem aarde zorgt voor een herverdeling van deze energie door de mondiale windsystemen en zeestromingen.

Slide 13 - Slide

Mondiaal windsysteem

Principe: warme lucht kan meer waterdamp bevatten dan koude lucht. Het ' te veel' aan waterdamp condenseert (=wordt water) = neerslag

Lage druk (hier gaat wind naar toe):

lucht stijgt - wolk - koelt af - waterdamp condenseert (wolk) - neerslag

Hoge druk (hier gaat wind weg):

lucht daalt - wordt warmer - waterdamp lost op - droog

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Wet van Buys Ballot

1. Lucht stroomt altijd van plekken met hoge druk naar plekken met lage druk.

2. Met een afwijking naar rechts op het NH en naar links op het ZH.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Oceanische circulatie
De overheersende winden in een bepaald gebied brengen ook het zeewater in beweging. Deze oceanische circulatie beweegt dus met de wind mee. De andere manier waarop oceaanwater in beweging komt is het verschil in zoutgehalte, de warme golfstroom is een voorbeeld van zo'n thermohaline stroming.

Slide 18 - Slide

Klimaatsysteem van Köppen

Hoofdletter: A, B, C, D en E;

Bij A, C en D: kleine letter s, f en w.

BS / BW: op basis van tekort aan neerslag;

EF, EH en ET op basis van ligging

Atlaskaart: 244

Slide 19 - Slide

Natuurlijke landschapszones

Noteer per landschapszone de volgende gegevens:

- Ligging;

- Klimaat (dus temperatuur en neerslag);

- Verklaring voor het klimaat (denk aan de temperatuur- en neerslagfactoren);

- Kenmerkende vegetatie;

- Verklaring voor de kenmerkende vegetatie;

- Bijzonderheden over bodem;


Slide 20 - Slide

Invloed van de mens op de landschappen

Menselijke activiteiten kunnen het natuurlijk landschap aantasten; er is dan sprake van landdegradatie:

- Verwoestijning;

- Overbeweiding;

- Bodemerosie;

- Verzilting

Slide 21 - Slide