3.3 Kruisingen

Welkom

Werkboek en laptop op de hoek van de tafel
Pak je schrift en pen en 
schrijf het lesdoel in jouw schrift bovenaan de pagina.

timer
3:00
Lesdoel basisstof 3.3 Kruisingen
Ik kan een kruisingschema opstellen.
Ik kan bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouder en/of nakomelingen afleiden. 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom

Werkboek en laptop op de hoek van de tafel
Pak je schrift en pen en 
schrijf het lesdoel in jouw schrift bovenaan de pagina.

timer
3:00
Lesdoel basisstof 3.3 Kruisingen
Ik kan een kruisingschema opstellen.
Ik kan bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouder en/of nakomelingen afleiden. 

Slide 1 - Slide

De leerlingen komen binnen in de klas. Zij schrijven het lesdoel in hun schrift. Hierdoor hebben ze de gehele les het lesdoel voor zich liggen en is dus zichtbaar voor de leerlingen. 
Iedereen aanwezig?
Materiaal op orde?
 

Slide 2 - Slide

Ik controleer aanwezigheid, materiaal en huiswerk. Deze les controleer niet of ze het huiswerk hebben gemaakt. Dit doe ik elke vrijdag door de schriften in te nemen en te controleren. We hebben dan in de les het huiswerk besproken. Ik bespreek de vragen die ik belangrijk vind om te bespreken. 
Wanneer het lastig is om je te gedragen.....
  1. Storend gedrag:  waarschuwing, naam opschrijven, toch doorgaan? Volgende dag om 8.00 uur melden.
  2. Andere applicaties open staan dan relevant voor de les, bijvoorbeeld gamen of Youtube? Volgende dag om 8.00 uur melden.
  3. Telefoon? Inleveren 
  4. Kauwgom? Na schooltijd kauwgom krabben. 

Ouders worden geïnformeerd

Slide 3 - Slide

De leerlingen weten wat de afspraken in de klas zijn. Ik bepaal wat storend gedrag is en ga daar niet over in discussie. Ik laat deze slide alleen even zien. Dit doe ik iedere les. 
Leerdoelen
Ik weet wat een kruisingschema is.

Ik kan een kruisingschema opstellen.

Ik kan bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouder en/of nakomelingen afleiden. 

Slide 4 - Slide

Nog even een korte herhaling van de lesdoelen. 
Even herhalen
Schrijf op jouw wisbordje:

genotype        fenotype

Slide 5 - Slide

De leerlingen schrijven op hun wisbordje genotype en fenotype. Ze pakken hun aantekeningen van basisstof 1 erbij. Ik stel hen de volgende vragen:
1. Ik heb blauwe ogen - genotype
2. Ik heb mijn haar blond geverfd bij de kapper - fenotype
3. Ik heb hard getraind voor een hyrox, daarom zijn mijn armen gespierd. - fenotype
4. Ik heb steil haar net als mijn vader - genotype
Agenda
  1. Samen lezen en aantekeningen maken.
  2. Kruisingschema - instructie
  3. Zelfstandige verwerking
  4. Lesafsluiting 

Slide 6 - Slide

Overzicht van de activiteiten in de les. 
Een kruising
generatie: de nakomelingen van hetzelfde ouderpaar.

kruisen: twee organismen die met elkaar nakomelingen krijgen. 

kruisingschema: tabel met alle mogelijke combinaties van allelen bij een kruising. 
Generatie P zijn de ouders.
F1 zijn de kinderen van deze ouders(P)
F2 zijn de kinderen van deze kinderen (F1)

Slide 7 - Slide

Deze slide is ter ondersteuning van de tekst die we lezen. De begrippen die hierop staan vermeld noteren de leerlingen in hun schrift. We zijn nog maar net gestart met deze manier van werken. In de toekomst zet ik de belangrijke begrippen op het bord en wil ik dat zij zelf de betekenis uit de tekst halen. Daarna is de ambitie dat zij zelf de begrippen noteren en de betekenis hierbij. 
Stappenplan kruisingschema maken. 
Stap 1(P): bedenk wat de fenotypen en genotypen van de ouders zijn. 

Het vrouwtje is homozygoot zwartharig. Het allel voor zwarte vachtkleur is dominant, dus het genotype van het vrouwtje is AA.
Het mannetje is geelharig. Het allel voor gele vachtkleur is recessief. Het genotype van het mannetje is dus aa. 


De kruising is dan:
P = AA × aa

Slide 8 - Slide

Ik werk bij de uitleg volgens het EDI- principe. Vandaag doe ik de ik-fase en de wij-fase. Morgen herhalen we en doen we de jullie-fase en jij-fase. En tussendoor stel ik CvB vragen.  
Stappenplan kruisingschema maken. 
Stap 2 (geslachtscellen): bedenk welke allelen in de geslachtcellen van beide ouders voorkomen. 

Geslachtscellen ontstaan door reductiedeling (meiose). In geslachtscellen komt van elk gen één allel voor.
Het genotype van het vrouwtje is AA. Elke eicel die het vrouwtje maakt, bevat het allel A.
Het genotype van het mannetje is aa. Elke zaadcel die het mannetje maakt, bevat het allel a.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan kruisingschema maken. 
Stap 3 (F1): Stel vast welk genotype en fenotype de nakomelingen kunnen hebben. 

bevruchting versmelt de kern van een eicel (met allel A) met de kern van een zaadcel (met allel a). Het genotype van de bevruchte eicel is in dit geval altijd Aa. De nakomeling die zich uit deze bevruchte eicel ontwikkelt, heeft altijd een zwarte vacht.
Andere mogelijkheden zijn er bij deze kruising niet.



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan kruisingschema maken. 
Stap 4 (F2): Stel vast welk genotype en fenotype de dieren in F2 kunnen hebben. 

De dieren in de F1 planten zich onderling voort. Bij bevruchting weet je niet welke eicel door welke zaadcel wordt bevrucht. Er zijn vier mogelijkheden:
Een eicel met het allel A wordt bevrucht door een zaadcel met het allel A.
Een eicel met het allel A wordt bevrucht door een zaadcel met het allel a.
Een eicel met het allel a wordt bevrucht door een zaadcel met het allel A.
Een eicel met het allel a wordt bevrucht door een zaadcel met het allel a.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan kruisingschema maken. 
Het kruisingschema ziet er dan zo uit------>

Je ziet dat er vier mogelijkheden zijn voor het genotype van de nakomelingen in de F2.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan kruisingschema maken. 
Het kruisingschema ziet er dan zo uit------>

Je ziet dat er vier mogelijkheden zijn voor het genotype van de nakomelingen in de F2.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Samen een kruisingschema maken. 
Werkboek bladzijde 189
Op de afbeelding zie je muizen met een verschillende vachtkleur. Bij muizen is het allel voor een zwarte vacht (H) dominant over het allel voor een witte vacht (h). Een zwarte vrouwtjesmuis die homozygoot is voor de vachtkleur, wordt gekruist met een wit mannetje. De nakomelingen van deze muizen worden gekruist waardoor een F2 ontstaat.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan kruisingschema maken. 
Stap 1(P): bedenk wat de fenotypen en genotypen van de ouders zijn. 
Vrouwtje:
Mannetje: 



De kruising is dan:
P =         ×   

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan kruisingschema maken. 
Stap 2 (geslachtscellen): bedenk welke allelen in de geslachtcellen van beide ouders voorkomen. 

De eicellen bevatten het allel: 

De zaadcellen bevatten het allel:


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan kruisingschema maken. 
Stap 3 (F1): Stel vast welk genotype en fenotype de nakomelingen kunnen hebben. 

Welk genotype heeft de bevruchte eicel?

Welke haarkleur hebben de muizen in F1?




P                                         HH     x     hh
geslachtscellen               ........          ........
F1                                                ..........

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan kruisingschema maken. 
Stap 4 (F2): Stel vast welk genotype en fenotype de dieren in F2 kunnen hebben. 



P                                         HH     x         hh
geslachtscellen               H                    h
F1                                                Hh

F2                                     ........      x         ........
geslachtscellen            ........                 ........

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan kruisingschema maken. 
Hoe groot is de kans dat een nakomeling in F2 homozygoot recessief is voor de haarkleur?
..................%
Hoe groot is de kans dat een muis in F2 een zwarte vacht heeft? 
.................%

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wat moet je doen? 
Maak opdracht  4 & 5abc in het schrift. 


Klaar? 
Maak paragraaf 3.3 Test jezelf
en oefen de flitskaarten. 




timer
10:00
Gedrag:
Je werkt samen aan de opdrachten met een fluisterstem.

Slide 20 - Slide

Deze opgaven maken de leerlingen als de ik-fase en samen-fase zijn geweest en er nog voldoende lestijd over is om dit te kunnen doen. Wanneer dit niet lukt, doen we dit morgen in de les. 
Voor de volgende les
Huiswerk:
Paragraaf 3.3: maak opdracht 4 & 5abc in het schrift. 

Wat hebben we vandaag geleerd?
Ik kan een kruisingschema opstellen.
Ik kan bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouder en/of nakomelingen afleiden. 

Slide 21 - Slide

Lesdoelcheck doe ik