zwakke werkwoorden - Präteritum - 4vwo diagnostische toets

Diagnostische toets: zwakke werkwoord Präteritum
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Diagnostische toets: zwakke werkwoord Präteritum

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 
kennen/kunnen



  1. Je weet hoe je de verleden tijd in het Duits bij zwakke werkwoorden maakt. 

2. Je kunt de verleden tijd maken bij werkwoorden met een -d of -t in de stam of een speciale stam.



Slide 2 - Slide

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel

spiel
spiel
spiel
-te
-test
-te
-ten
-ten
-tet

Slide 3 - Drag question

Hoe maak je de o.v.t. (Präteritum) in het Duits van een zwak werkwoord?
A
ge + stam + (e)t
B
stam in de o.t.t. + -t(e) + esttenten
C
de klinker verandert + esttenten
D
verledentijdsstam + -de

Slide 4 - Quiz

Er ..... bis 1789 Musik an der Universität Bonn. (studeerde)
A
studiert
B
studierte
C
studiertet
D
studieret

Slide 5 - Quiz

Vertaal 'jullie kochten'

kaufen (= kopen)
A
ihr kaufte
B
ihr kauftet
C
ihr kauftete
D
ihr kauft

Slide 6 - Quiz

Fülle aus im Präteritum (machen):

Es ....... richtig Spaß, das Lied zu singen.
A
macht
B
machte
C
machtet
D
machst

Slide 7 - Quiz

Fülle aus im Präteritum: lachen
Mein Freund ...... über einen Witz.

Slide 8 - Open question

Fülle aus im Präteritum: weinen
Du ...., weil du deine Tasche verloren hattest.

Slide 9 - Open question

Fülle aus im Präteritum:
Ich ___________ (warten) eine Stunde lang auf den Bus.

Slide 10 - Open question

Verleden tijd
Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
red
red
red

red
red
red
-ete
-etest
-ete
-eten
-eten
-etet

Slide 11 - Drag question

Fülle aus im Präteritum:
> er [arbeiten]
A
arbeitet
B
arbeitete
C
arbeitetet
D
arbeite

Slide 12 - Quiz

Fülle aus im Präteritum:
> ihr [baden]
A
bade
B
badet
C
badete
D
badetet

Slide 13 - Quiz

Fülle aus im Präteritum:
Warum [antworten] du nicht?

Slide 14 - Open question

Fülle aus im Präteritum: antworten

Wer ...... auf diese schwierige Frage?
A
antworteten
B
antworetet
C
antwortete
D
antworte

Slide 15 - Quiz

Fülle aus im Präteritum: 'wij borstelden'
bürsten (= borstelen)
A
wir bürsten
B
wir bürstet
C
wir bürsteten
D
wir bürstten

Slide 16 - Quiz

Onvoldoende gescoord?
Bekijk dan de PowerPoint overzicht werkwoorden nog een keer goed!

Slide 17 - Slide