fictie abc opdracht inhalen

Fictie- ABC opdracht : inleveren 21 april 16.00 uur
Fictie- ABC opdracht.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Fictie- ABC opdracht : inleveren 21 april 16.00 uur
Fictie- ABC opdracht.

Slide 1 - Slide

Presenteren in de klas
  1. Gebruik steekwoorden. Zet ze in de juiste volgorde.
  2. Kijk de klas goed in.
  3. Praat enthousiast en duidelijk.
  4. Powerpoint mag.
  5. Zorg voor een goede driedeling.
  6. Sluit af met een korte samenvattende zin.
  7. Spreekbeurt duurt in ieder geval 2 en maximaal 3 minuten

Slide 2 - Slide

Spreekbeurten vandaag
Inhalen spreekbeurt door Tren

Tijd:  Wie?

Post it:
Vul naam van de spreker in.
Schrijf op wat goed is en wat beter kan.





Slide 3 - Slide

Beoordeling
  • Beginzin
  • Tekst heeft samenhang
  • Goede informatie
  • Slot geeft samenvatting
  • Slotzin is duidelijk
Presentatie
  • Duidelijk gesproken
  • Enthousiast
  • Contact met publiek
  • Gebruikt steekwoorden

Slide 4 - Slide

Wat ga je doen?

  • Zorg dat je derde boek uit is.
  • Je maakt een begrippenlijst bij je boek van A t/m Z.
  • Achter elke letter schrijf je een begrip met uitleg in twee tot drie zinnen.
  • Leg uit waarom je het begrip gekozen hebt of waarom het belangrijk is.
  • Via het ABC wordt het verhaal duidelijk.


  • Zorg dat je leesboek uit is.
  • Je maakt een begrippenlijst bij je boek van A t/m Z.
  • Achter elke letter schrijf je een begrip met uitleg in drie tot 
  • vier zinnen.
  • Leg uit waarom je het begrip gekozen hebt of waarom 
  • het belangrijk is.
  • Via het ABC wordt het verhaal duidelijk.
Opdracht
Wat ga je doen?

Slide 5 - Slide



  • Maximaal drie namen van mensen met uitleg en maximaal drie aardrijkskundige namen met uitleg.
  • Vijf jokers=je mag vijf letters overslaan. Schrijf wel die letter op en zet erachter JOKER.
  • Gebruik de theorie uit deze les over personages, einde van het boek, spanning in een verhaal.
Inhoud
Wat komt in het ABC?

Slide 6 - Slide



Maak een ABC bij je leesboek. Bij elke letter van het alfabet vul je iets in dat met het boek te maken heeft.
Gebruik daarbij ook de theorie uit deze les over:
  • personages
  • einde van het boek
  • spanning krijgen in een verhaal
Weet je niets in te vullen bij een letter: je mag achter vijf letters het woord JOKER schrijven.

Dus
Samengevat

Slide 7 - Slide

 

-belangrijke persoon in een verhaal
-moet meestal een probleem oplossen
-verandert daardoor meestal
-lijkt een echte persoon
-heeft een duidelijk karakter.

 

-loopt rond in het verhaal maar is niet belangrijk
-je weet weinig van deze persoon
-soms weet je de naam maar van zijn/haar karakter weet je nauwelijks iets.
Round character
Flat character 

Slide 8 - Slide

 
  • Gesloten einde
  • De lezer krijgt op bijna al zijn vragen antwoorden.
 
  • Open einde
  • Er blijven nog veel vragen over. De lezer moet dus zelf een beetje bedenken hoe het boek afloopt.
Einde van een boek
Einde van het boek

Slide 9 - Slide

  • De achtergrond van het verhaal is spannend: slecht weer/donker/ nacht.
  • De schrijver begint met een onopgelost raadsel of moord. Je wilt weten wat er gebeurd is.
  • Elk hoofdstuk eindigt op een moment dat het juist heel spannend is: cliffhanger.
  • Volgende filmpje: Mel Wallis de Vries vertelt over spanning.
Hoe zorgt een schrijver voor
spanning?

Slide 10 - Slide

  • Lees in je leesboek
  • OF
  • Ga naar Magister-Nieuw Nederlands-klik in de groene kolom aan de linkerkant aan: De brug meestromen- par. 3 - tekstdoelen. Maak oefening 1, 3 en 4.
ABC opdracht klaar?
Doe het volgende:

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link