Wiederholung Modalverben V.T. en Volt.dw.

Modalverben V.T. Präteritum & VOLT.DW. Partizip
1 / 10
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Modalverben V.T. Präteritum & VOLT.DW. Partizip

Slide 1 - Slide

Ziel:
Ik kan de Modalverben vertalen en vervoegen in de verleden en voltooide tijd en ik herken de bijzonderheden van de Modalverben hierbij.

Slide 2 - Slide

Die Bedeutung von M.V
Het zijn speciale hulpwerkwoorden, die uitdrukken dat iets mogelijk, wenselijk of  noodzakelijk  is:
möchten                                         wollen
können                                            sollen
dürfen                                              müssen
mögen
wissen

Slide 3 - Slide

Welche MV gibt es?
möchten = zou graag willen (wens) - Ich möchte gerne eine Cola
wollen = willen (wat onbeleefder, directer) - Ich will das Spielzeug.

können  = können
dürfen  = mogen, toestemming hebben
mögen = leuk vinden, lusten, mogen, aardig vinden 
wissen = weten

Slide 4 - Slide

Was ist der Unterschied zwischen müssen und sollen?
sollen = moeten - wil van een ander, vraag naar een mening
Was soll ich anziehen?


müssen = moeten - noodzaak, het kan niet anders
Ich muss zur Toilette.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Die Formen der MV (S. 174)

- Wat valt jou op aan de vormen t.o.v. het infinitief?

- Wat valt jou op aan alle uitgangen?

Slide 7 - Slide

Präteritum: Dann (moeten) ...... ich auch noch einen Antrag ausfüllen

Slide 8 - Open question

Präteritum: Das (mogen) ....... du nicht, weil du noch nicht 18 bist.

Slide 9 - Open question

Präteritum: Warum (kunnen) ....... du das nicht?

Slide 10 - Open question