Les 3 en 4: soortelijke warmte

H5.3 Soortelijke warmte
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H5.3 Soortelijke warmte

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Huiswerk
5.3 Soortelijke warmte
Opgave 16 t/m 22

Slide 3 - Slide

Na deze les kun je:
  1. Het begrip soortelijke warmte uitleggen
  2. Uitleggen hoe je soortelijke warmte van een materiaal kan bepalen
  3. Berekeningen met soortelijke warmte uitvoeren
  4. Berekeningen met het 'sommenrecept' uitvoeren
  5. De relatie tussen dichtheid en soortelijke warmte uitleggen
Het is van belang dat je de formules tijdens deze les overneemt in je schrift

Slide 4 - Slide

Ik leg in de zon:
  • Stuk rubber
  • Stuk metaal
Wat warmt sneller op?

  • Stuk aluminium
  • Stuk staal
Wat warmt sneller op?


  • Dit verschil kunnen we beschrijven met het begrip soortelijke warmte



Slide 5 - Slide

Soortelijke warmte
Is een maat voor de hoeveelheid energie
die nodig is om een bepaalde hoeveelheid stof een bepaalde temperatuur te laten stijgen

Denken in eenheden:

Soortelijke warmte: joule   per kilogram   per graden Celcius
(de hoeveelheid joule die nodig is om de temp van één kilogram van een stof,
één graden Celsius te laten stijgen)


BINAS Tabel 8-12


°C(kgJ)
K(kgJ)
Jkg1K1
Jkg1°C1

Slide 6 - Slide

Soortelijke warmte berekenen



Warmte (Q) 

Soortelijke warmte (c)  

Massa (m) 

Temperatuursverandering (ΔT)

dichtheid (ρ) 

Volume (V)



Q=cmΔT
Q=cρVΔT
Welke eenheden horen bij de grootheden?

Slide 7 - Slide

Soortelijke warmte berekenen



Warmte (Q)                                                joule (J)

Soortelijke warmte (c)                         joule per kilogram per kelvin ((J/kg)/K)

Massa (m)                                                 kilogram (kg)

Temperatuursverandering (ΔT).    kelvin (K) of graden Celsius (°C)

dichtheid (ρ)                                            kilogram per kubieke meter (kg/m³)

Volume (V)                                                kubieke meter (m³)



Q=cmΔT
Q=cρVΔT

Slide 8 - Slide

De joulemeter
Bepalen van de soortelijke warmte van vloeistoffen
  • Verwarmingselement
  • Thermometer
  • Hoe bepalen we het vermogen?
  • Met spanning en stroomsterkte
  • P = U I
  • Hoe bepalen we de toegevoegde elektrische energie?
  • ΔE = P ΔT
  • Goed isoleren! Dan is  ΔE   gelijk aan  Q
  • Q = c m ΔT


Slide 9 - Slide

Oefenen 
Het sommenrecept




Werkvorm: denker-schrijver


Slide 10 - Slide

Het sommenrecept 
  1. FORMULES
    Noteer de benodigde formule(s)
  2. GEGEVENS
    Symbolen uit de formule onder elkaar.
    Wat is bekend? Noteer met de eenheden
    Grootheid niet bekend? Noteer een vraagteken met de eenheid
    Reken om indien nodig
  3. INVULLEN
    Schrijf de formules nogmaals op met de gegevens  ingevuld (zie stap 2)
  4. REKENEN
    Schrijf de formule zo om dat er staat 'symbool van onbekende grootheid = iets wat je op de rekenmachine kunt intypen'.
    Typ dat in de rekenmachine
  5. ANTWOORD + EENHEID
    Schrijf het antwoord op als 'symbool van gevraagde grootheid = getal met eenheid' >> Correct afgerond!

Als je het recept volgt heb je altijd wel iets lekkers op tafel"
   Jullie zijn bekend met GGFIRE
   We gaan dus met deze methode aan de slag:

   G. Gegeven
   G. Gevraagd
   F. Formules
   I.  Invullen
   R. Rekenen
   E. Eenheden

Slide 11 - Slide

Denker-schrijver
10 minuten werken aan de opgave in tweetallen
  1. De denker denkt, de schrijver schrijft. Ook heeft deze een rekenmachine ter beschikking.
  2. De denker citeert de opgave stap voor stap aan de schrijver
  3. De denkers moeten hun pen in hun etui doen tijdens het maken van de opgave. Het boek mogen ze er wel bij houden. 
  4. De opgave bespreken we klassikaal. De administrateurs hebben als het goed is alles opgeschreven, dus alleen hen geef ik de beurt. 

Slide 12 - Slide

Rekenvoorbeeld 1
Piet wil friet bakken. 
Hij verwarmt 250 g olijfolie van 18 °C tot 180 °C.

Bereken hoeveel warmte de olie heeft opgenomen.

Slide 13 - Slide

Rekenvoorbeeld 2
Een persoon brengt 1700 mL water van 60 °C aan de kook  
met behulp van een verwarmingselement. 
Het verwarmen duurt 10 minuten. 
Het verwarmingselement is aangesloten op de netspanning 
en levert een stroomsterkte van 2,0 A.

Bereken de soortelijke warmte. 
Je mag aannemen dat het water perfect geïsoleerd is.

Slide 14 - Slide

Rekenvoorbeeld 3
Een leerling wil de temperatuur van een vlam bepalen. 
Hij doet hiervoor een ijzeren blokje van 30 gram in het vuur en 
wacht een tijdje zodat de temperatuur van de vlam gelijk wordt 
aan de temperatuur van het blokje. 
Daarna doet de leerling het blokje in een calorimeter waar 150 mL 
water in zit. De temperatuur van het water stijgt hierdoor van 20 °C 
naar 35 °C. 

Bereken hiermee de temperatuur van de vlam

Slide 15 - Slide

Dichtheid en soortelijke warmte
Metalen: dicht op elkaar gestapelde atomen
Atomaire massa (u): gemiddelde massa van één atoom

1 u =
BINAS Tabel 7

  • Vergelijk kolom 2 met 3.
    Wat kun je concluderen?
  • Vergelijk kolom 2 met 4.
    Wat kun je concluderen?


1,660541027kg

Slide 16 - Slide

Dichtheid en soortelijke warmte
Bij metalen geldt:
  • Grotere dichtheid = grotere atomaire massa
  • Verband is rechtevenredig (bij benadering)
  • Ruimte tussen de atomen is ongeveer gelijk

  • Zwaardere atomen = kleinere soortelijke warmte
  • Grotere atomaire massa = minder atomen per kg
  • Zilver heeft helft atomen tov ijzer
  • Soortelijke warmte van zilver is helft van ijzer
  • Dus soortelijke warmte zilveratoom is gelijk aan ijzeratoom
  • Verband is omgekeerd evenredig (bij benadering)

Slide 17 - Slide

Wat je nu kunt:

  • Het begrip soortelijke warmte uitleggen
  • Uitleggen hoe je soortelijke warmte van een materiaal kan bepalen
  • De relatie tussen dichtheid en soortelijke warmte uitleggen
  • Berekeningen met soortelijke warmte uitvoeren
  • Berekeningen met het 'sommenrecept' uitvoeren
Sommenrecept

"Het wordt altijd wel iets lekkers"

  1. Formules 
  2. Gegevens 
  3. Invullen
  4. Uitrekenen 
  5. Antwoord (afronden + eenheden!)
   Sommen maken 
   met GGFIRE
   
   G. Gegeven
   G. Gevraagd
   F.   Formules
   I.   Invullen
   R.  Rekenen
   E.  Eenheden

Slide 18 - Slide

Hoe vond je de werkvorm
'denker-schrijver' gaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Wat vond je goed gaan?

Slide 20 - Open question

Wat vond je minder goed gaan?

Slide 21 - Open question

Heb je nog een tip voor
de werkvorm 'denker-schrijver'?

Slide 22 - Open question



Samenwerkend
leren

Slide 23 - Slide

Klas als team
15 minuten werken aan 
opgaven met de hele klas


  1. In totaal 7 opgeven uit het boek
  2. Elke opgave 2 blaadjes beschikbaar, je kunt dus elkaars werk controleren
  3. Schrijf de uitwerken helemaal uit (sommenrecept!)
  4. Antwoord zonder berekening of samengevat op het bord
  5. Geen boek en aantekeningen gebruiken
  6. Na 15 minuten gaan we de antwoorden controleren
  7. Minder dan 3 fouten, de klas wint!

Slide 24 - Slide

Klas als team
Opgave
Wie maken?
Wie controleren?
Antwoorden
16
17
18
19
20
21
22
timer
15:00

Slide 25 - Slide

Huiswerk
5.3 Soortelijke warmte
Opgave 16 t/m 22

Slide 26 - Slide

Hoe vond je de werkvorm
'de klas als team' gaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Wat vond je goed gaan?

Slide 28 - Open question

Wat vond je minder goed gaan?

Slide 29 - Open question

Heb je nog een tip voor
de werkvorm 'de klas als team'?

Slide 30 - Open question



Goed
weekend!

Slide 31 - Slide