Les 2 week 36

Freizeit
1 / 26
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Freizeit

Slide 1 - Slide

Onze groep onze afspraken
- Auf dem Tisch: Buch, Heft, Schreibsachen!!! 
- We komen rustig het lokaal binnen.
- Stil zijn als iemand anders aan het woord is!!!


Slide 2 - Slide

Wie kan een sticker verdienen en waarom?

Slide 3 - Slide

Lernziele:

- We kennen woorden die met Freizeit te maken hebben. 
- We kunnen zwakke werkwoorden vervoegen, ook met stam op d/t.





Slide 4 - Slide

Spruch der Woche

Wie weet de vertaling nog?

Slide 5 - Slide

Weetje Duitsland
Wie weet het weetje van de vorige les nog? 

Nieuw weetje: 
Er zijn zo’n 1.250 brouwerijen in Duitsland


Slide 6 - Slide

Deutsch in der Klasse
- Hoe laat is het?
- Mag ik het raam dicht maken? 
- ik heb mijn huiswerk niet gemaakt. 
- Ik ben mijn boek vergeten.
-  Mag ik naar het toilet?
- Wanneer krijgen wij de cijfers?

                                                                                        

Slide 7 - Slide

Sprechen

Kennen we de zinnetjes nog?

- Wie is dat?
- Zij is mijn zus
- Hij is mijn neef
- Heb jij een broer? 
- Ik heb 1 zus. 
- Ik heb geen broers/zussen
- Dat zijn mijn ouders
- Ze zijn erg aardig

Slide 8 - Slide

Wörter

Slide 9 - Slide

Regelmatig werkwoord
Hoe vind ik stam? 
Wat komt er achter de stam?
I
D
E
W
i
s

Slide 10 - Slide

Werkwoorden met stam op d/t
- Heb je al een idee? 



Slide 11 - Slide

Werkwoorden met d of t op het einde

Slide 12 - Slide

Aantekening
- Pak jouw schrift voor je. We maken een korte aantekening. Daarna gaan we oefenen. 

Slide 13 - Slide

LOG IN

Slide 14 - Slide

Wiederholung: zwakke werkwoord: Welke uitgang hoort bij welk persoonlijk voornaamwoord?
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
st
t
en
t
en
e

Slide 15 - Drag question

Vervoeg het Duitse zwakke werkwoord spielen (= spelen).                                  
ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
Denk aan de stam!
spielen
spielen
spielst
spiele
spielt
spielt

Slide 16 - Drag question

Seit wann ... du?
A
reitet
B
reitest

Slide 17 - Quiz

Warum ... er nicht?
A
antwortet
B
antwortest

Slide 18 - Quiz

Tim und Laura ... nicht mehr mit mir.
A
reden
B
redet

Slide 19 - Quiz

( reden )
... du gern über Geld?

Slide 20 - Open question

( antworten )
Ich ... immer schnell im Chat.

Slide 21 - Open question

(reiten)
Meine Schwester ... ein braunes Pony.

Slide 22 - Open question

(finden)
Wie ... du den neuen Supermarkt?

Slide 23 - Open question

(arbeiten)
Mein Freund ... in einem Kleidergeschäft.

Slide 24 - Open question

Huiswerk volgende les!
Hausaufgaben :  

Leren: woorden Nederlands -Duits en Duits - Nederlands ( blz 26 )

BB: Maken: nr 10, 11
KGT: Maken 10,11,12

Slide 25 - Slide

Lernziele Checken
- Wie kan de volgende woorden vertalen? 
de vakantie, paardrijden, moeilijk, saai ,zwemmen, mooi?  Tierheim? 
- Wie kan de zwakke werkwoorden met D of T op het einde vervoegen? 

- Wie krijgt een sticker en waarom? 

Slide 26 - Slide