7.2 Warmte

Warmte en warmte-uitwiselling
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Warmte en warmte-uitwiselling

Slide 1 - Slide

Welke uitspraak is waar?
A
Atomen bestaan uit moleculen
B
Stoffen bestaan uit moleculen
C
Moleculen bestaan uit stoffen
D
Atomen bestaan uit stoffen

Slide 2 - Quiz

Warmte
  • Stoffen bestaan uit moleculen
  • Moleculen zijn constant in beweging

Slide 3 - Slide

Warmte
  • Stoffen bestaan uit moleculen
  • Moleculen zijn constant in beweging
  • Hoeveel ze kunnen bewegen hangt af van de fase

Slide 4 - Slide

Welke fasen zijn er?

Slide 5 - Open question

Warmte
  • Stoffen bestaan uit moleculen
  • Moleculen zijn constant in beweging
  • Hoeveel ze kunnen bewegen hangt af van de fase
  • Er zijn 3 fasen:

Slide 6 - Slide

Warmte
  • Stoffen bestaan uit moleculen
  • Moleculen zijn constant in beweging
Temperatuur

Slide 7 - Slide

Warmte
  • Stoffen bestaan uit moleculen
  • Moleculen zijn constant in beweging: temperatuur
  • Om moleculen meer te laten bewegen, moeten we energie toevoegen
Warmte

Slide 8 - Slide

Welke uitspraak klopt niet?
A
Hoe warm is het vandaag? Het is 20 C
B
De temperatuur wordt morgen 15 C
C
Wat straalt die kachel een warmte uit!

Slide 9 - Quiz

Soortelijke warmte
Niet elke stof warmt even makkelijk op:

Slide 10 - Slide

Soortelijke warmte
Niet elke stof warmt even makkelijk op:
Q=mcΔT
Warmte (Joule J)
Massa (g)
Soortelijke warmte (J/g/oC)
Temperatuurverschil (oC)

Slide 11 - Slide

Soortelijke warmte: voorbeelden
Een stukje strandzand van 500 g warmt op van 20 oC naar 25 oC. De soortelijke warmte van zand is 0,80. Hoeveel warmte is er aan het zand toegevoegd?

Slide 12 - Slide

Soortelijke warmte: voorbeelden
Aan een stukje strandzand van 500 g wordt 10 kJ warmte toegevoegd. De soortelijke warmte van zand is 0,80. Met hoeveel graden stijgt de temperatuur?

Slide 13 - Slide

Warmte-uitwisseling
Als je 2 stoffen mengt, verandert de temperatuur van beide stoffen.

Hierbij geldt: de warmte die door de ene stof wordt afgegeven, wordt door de andere stof opgenomen:
Qafgestaan=Qopgenomen

Slide 14 - Slide

Warmte-uitwisseling
Een glas met 200 g thee heeft een temperatuur van 50 C. Je giet er 50 g melk bij. Melk heeft een soortelijke warmte van 3,9 en thee van 4,2 (zelfde als water). De thee en de melk krijgen hierdoor een eindtemperatuur van 45 C. Wat is de begintemperatuur van de melk geweest?

Slide 15 - Slide

Warmte-uitwisseling
Een glas met 200 g thee heeft een temperatuur van 80 C. Je doet er koud water van 15 C bij om de thee af te laten koelen naar 50 C, zodat je het kunt drinken. Water en thee hebben een soortelijke warmte van 4,2. Hoeveel koud water moet je toevoegen?

Slide 16 - Slide

Zelf aan de slag
Opdrachten 15, 16, 18, 19, 21, 22, 25, 27

Slide 17 - Slide