H2 par. 2.2 Cultuur en samenleving in de Republiek

Memo havo 2
H2. De tijd van regenten en vorsten
De Gouden Eeuw
par. 2.2 Cultuur en samenleving in de Republiek
1 / 30
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Memo havo 2
H2. De tijd van regenten en vorsten
De Gouden Eeuw
par. 2.2 Cultuur en samenleving in de Republiek

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen dat de zeventiende eeuw economisch en cultureel een Gouden Eeuw was voor de Republiek.
  • Je kunt beschrijven hoe de samenleving in de Gouden Eeuw eruitzag (vier sociale groepen).
  • Je kunt uitleggen waarom er veel mensen naar Holland migreerden.
  • Je kunt met behulp van voorbeelden uitleggen waarom wat kenmerkend was voor de cultuur van de Gouden Eeuw.
  • Je kunt dat er in de zeventiende een wetenschappelijke revolutie was.
  • Je kunt uitleggen waarom wetenschappers en gelovigen profiteerden van de verdraagzaamheid in de Republiek.
  • Je kent de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 2 - Slide

Gouden Eeuw
Bloeiperiode van de Republiek tussen circa 1600-1700.

Holland (Amsterdam) werd centrum wereldhandel.
  • economische bloei
  • culturele bloei (kunst en wetenschap)

Slide 3 - Slide

Sociale verschillen
Welke vier sociale groepen bestonden in de Republiek? 

Arm en rijk
1) 
2) 
3) 
4) 


Slide 4 - Slide

Arm en rijk
Verschillende sociale lagen

  1. Rijke handelsfamilies (regenten)
  2. Winkeliers en gespecialiseerde ambachtslieden
  3. Loonarbeiders
  4. Armen

Grote verschillen in rijkdom, macht en status.

Slide 5 - Slide

Migranten
Verschillende groepen:

  • Vluchtelingen die vluchten voor vervolging in hun eigen land. Tolerantie in de Republiek.

  • Armen en arbeiders uit andere gewesten of het buitenland die op zoek waren naar werk.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Schilderkunst
Welvaart leidde tot bloeiperiode schilderkunst.  Wie kochten kunst?
  • Rijke opdrachtgevers en stadsbesturen gaven opdracht voor schilderijen (bijvoorbeeld schuttersstukken).
  • Ook winkeliers en ambachtslieden konden zich schilderijen veroorloven.
Bekende schilders waren: Rembrandt van Rijn, Johannes Vermeer, Frans Hals en Jan Steen.

Slide 8 - Slide

Schilderkunst
Welke soorten schilderijen waren er?
  • Portretten
  • Stadsgezichten
  • Landschappen
  • Genreschilderijen (dagelijks leven)

Bijzondere onderwerpen: Schilderijen van het dagelijks leven van gewone mensen waren uniek voor die tijd.


Slide 9 - Slide

Wat hoort niet bij de Gouden Eeuw?
A
Bloei in de kunst
B
Bloei in de wetenschap
C
Groeiende handel en industrie
D
Groeiende handel en nijverheid

Slide 10 - Quiz

De rijkdom werd in de Republiek eerlijk verdeeld.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Wat maakte de kunst van de Gouden Eeuw zo bijzonder?
A
De figuren in schilderijen leken niet te bewegen.
B
Er werden alleen koningen en edelen geschilderd.
C
Onderwerpen uit het dagelijks leven.
D
Onderwerpen uit de Bijbel.

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Video

Wetenschappelijke revolutie
oudheid > Natuurfilosofie oude Grieken. Geocentrisme (zon draait om aarde)
middeleeuwen > Bijbel en christendom steeds belangrijker. Aarde was de schepping van God.

16e eeuw > Nieuwe kijk op wetenschap tijdens de renaissance. Geleerden ....
  • twijfelden of sommige kennis uit oude boeken wel klopte (humanisme).
  • leerden door de ontdekkingsreizen over onbekende dieren, planten en volken.
  • gingen steeds vaker zelf de natuur en het menselijk lichaam onderzoeken.

Tussen 1600 en 1700 zoveel wetenschappelijke ontdekkingen >  wetenschappelijke revolutie.

Slide 14 - Slide

Wetenschap
17e eeuw wetenschappelijke revolutie

In de Renaissance bestudeerden geleerden voor het eerst de Bijbel en geschriften uit de klassieke oudheid op een kritische manier (humanisme).

Economische bloei stimuleerde de wetenschap
  • Door de zeevaart werden wiskunde en kennis
 over de natuur belangrijker (kaarten en 
meetinstrumenten).
  • Door handel kreeg men meer kennis over andere 
volkeren, planten en dieren.


 

Slide 15 - Slide

Wetenschappelijke revolutie
Twee belangrijke manieren van onderzoek:

Rationalisme: onderzoek op basis van redeneren en logica. 
Empirisme: : onderzoek op basis van observeren en experimenteren.

Uitkomsten van onderzoek leidden tot kennis over natuurwetten (= hoe de wereld in elkaar zit).

 


Slide 16 - Slide

Wetenschappelijke revolutie
Galilei 
Bouwde een telescoop. Vond wetenschappelijk bewijs dat de aarde om de zon draait, heliocentrisme. 

Newton 
Combineerde rationalisme en empirisme. Ontdekte dat de aarde objecten naar beneden trekt met de zwaartekracht. 

Slide 17 - Slide

Wetenschappelijke revolutie
In de Republiek woonden in de 17e eeuw veel geleerden. Wetenschap bloeide op.
  • 1575 Universiteit van Leiden opgericht.
  • Geen censuur, wetenschappers waren vrij om theorieën en ideeën te publiceren. Nieuwe inzichten verspreidden zich snel.
  • Veel buitenlandse geleerden trokken naar de Republiek.


Slide 18 - Slide

Wetenschappelijke revolutie
Huygens 
Ontdekte dat licht uit golven bestaat. Vond de slingerklok uit. Ontwierp een telescoop en ontdekte bijvoorbeeld een maan bij de planeet Saturnus. Hield zich bezig met wis- en natuurkunde.

Van Leeuwenhoek 
Ontdekte micro-organismen door een zelfgemaakte microscoop te gebruiken, zoals zaadcellen en bacteriën. 

Slide 19 - Slide

Wetenschappelijke revolutie
Spinoza
  • Ging twijfelen aan het geloof, bijvoorbeeld aan verhalen over wonderen in de Bijbel. 
  • Wonderen niet mogelijk, want voor alles moest een logische oorzaak in de natuur te vinden zijn.
  • Meeste geleerden vonden dat hun ontdekkingen een bewijs waren voor het bestaan van God.


Slide 20 - Slide

Verdraagzaamheid

Manier van met elkaar omgaan waarbij veel van anderen wordt verdragen en geaccepteerd. 

Republiek was het calvinisme (protestantisme) het belangrijkste geloof. Mensen met een ander geloof (katholieken, joden) werden niet vervolgd.

Verdraagzaamheid zorgde ervoor dat er ruimte was voor wetenschappers en kunstenaars met andere opvattingen en ideeën over de wereld en de natuur. 

Wetenschappers zochten naar logische verklaringen.

Slide 21 - Slide

Wanneer ontstond er een nieuwe kijk op de wetenschap?
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw

Slide 22 - Quiz

Wat was niet een oorzaak voor de nieuwe kijk op wetenschap?
A
Zelf de natuur en het menselijk lichaam onderzoeken
B
Ontdekkingsreizen
C
De bijbel als uitgangspunt nemen voor wetenschap
D
Twijfel of sommige kennis uit oude boeken wel klopte

Slide 23 - Quiz

Welke twee manieren van onderzoek leidden tot de wetenschappelijke revolutie?
A
empirisme en renaissance
B
empirisme en rationalisme
C
positivisme en renaissance
D
positivisme en rationalisme

Slide 24 - Quiz

Wat was geen oorzaak van de bloei van de wetenschap in de Republiek?
A
censuur
B
komst van buitenlandse geleerden
C
oprichting universiteit
D
tolerantie

Slide 25 - Quiz

Wie ontdekte dat de aarde om de zon draait en niet andersom?
A
Galileo
B
Huygens
C
Newton
D
Van Leeuwenhoek

Slide 26 - Quiz

Wie ontdekte micro-organismen door een zelfgemaakte microscoop te gebruiken?
A
Galileo
B
Huygens
C
Newton
D
Van Leeuwenhoek

Slide 27 - Quiz

De meeste geleerden in de Republiek geloofden niet meer in God.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen dat de zeventiende eeuw economisch en cultureel een Gouden Eeuw was voor de Republiek.
  • Je kunt beschrijven hoe de samenleving in de Gouden Eeuw eruitzag (vier sociale groepen).
  • Je kunt uitleggen waarom er veel mensen naar Holland migreerden.
  • Je kunt met behulp van voorbeelden uitleggen waarom wat kenmerkend was voor de cultuur van de Gouden Eeuw.
  • Je kunt dat er in de zeventiende een wetenschappelijke revolutie was.
  • Je kunt uitleggen waarom wetenschappers en gelovigen profiteerden van de verdraagzaamheid in de Republiek.
  • Je kent de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 29 - Slide

Aan de slag
Wat? Zie whiteboard.
Hoe? Alleen 
Hulp? Bij je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit? Dan bij je docent. 
Tijd? Tot het einde van de les. 
Klaar? Leer begrippen en jaartallen. Vraag docent. 

Slide 30 - Slide