10 en 12 jan. 23 Literaire begrippen 1 en zinsdelen 1

T G 2 D
10 januari  

Welkom en de beste wensen!
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

T G 2 D
10 januari  

Welkom en de beste wensen!

Slide 1 - Slide

Programma deze week


  1. Leerdoelen P3
  2. Boek Erna Sassen Zonder Titel
  3. Literaire begrippen en zinsdelen

We werken deze periode met wisbordjes en willekeurige namen

Slide 2 - Slide

Leerdoel deze week
Aan het eind van deze week weet je wat er van je verwacht wordt bij literatuur en grammatica in deze derde periode.

 => TEA 3: toets Zonder Titel

Slide 3 - Slide

Leerdoelen P3
  1.  Literaire begrippen, zoals perpectief en ruimte
  2. Poëzie 
  3. Herhaling zinsdelen; hoofd- en bijzinnen

Doel: fictie begrijpen; actief met poëzie; functie van zinsdelen inzien.

Slide 4 - Slide

Materiaal P3
  1.  Document Literaire begrippen
  2. PDF Zonder titel
  3. Nieuw Nederlands, boek en online

Altijd meenemen: laptop en schrift

Slide 5 - Slide

t/m pag. 106 gelezen




Welke scène of gebeurtenis heeft veel indruk op je gemaakt?





Slide 6 - Slide

Uitleg literaire begrippen
document staat ook op Teams, Bestanden, Lesmateriaal

Slide 7 - Slide

Doelen
  • Je weet wat fictie is.
  • Je kunt het verschil tussen fictie en non-fictie uitleggen.
  • Je kunt het verschil tussen realistische en niet-realistische fictie uitleggen.
  • Je kunt personages bespreken

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

De GVR
Grote Vriendelijke Reus
Roald Dahl

Fictie?
Realistisch?

Slide 10 - Slide

Fictie
  •  verzonnen verhalen
  • bedoeld om je te vermaken of je iets te leren
  • kunnen op ware gebeurtenissen gebaseerd zijn
  • in te delen in: 
  1. korte verhalen (kort)
  2. novelles (50 tot 80 pag.)
  3. romans (langer)

Slide 11 - Slide

Fictie? 
Realistisch?

Slide 12 - Slide

Non-fictie
  • Gebaseerd op feiten
  • Doel: informeren
  • Bijvoorbeeld -->

Slide 13 - Slide

Autobiografie
Fictie of non-fictie?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Personages
  • Verzonnen door schrijver
  • Hoofdpersonen: gedachten, uiterlijk en gevoel uitgebreid beschreven. 
  • Bijfiguren: kort en eenvoudig beschreven
  • Karakterontwikkeling: in de loop van het verhaal zie je dat een hoofdpersoon verandert / een nieuw inzicht krijgt / ...Lezer leeft met hem/haar mee.

Slide 16 - Slide

Toepassen op Zonder Titel
  1. (pag.2) Personages: wie zijn dit tot nu toe in "Zonder Titel"?  
  2. Wie zijn hoofdfiguren? Wie zijn bijfiguren?
  3. Hoe is hun karakterontwikkeling?
  4. (pag. 1) Fictie / non-fictie? 
  5. Realistisch / niet-realistisch? 

Slide 17 - Slide

Welke vragen heb je nog? 

Slide 18 - Slide

TG 2 D
12 januari 

Welkom

Slide 19 - Slide

Programma

  1. Voorlezen Zonder Titel
  2. vragen verzinnen 
  3. Huiswerk bespreken
  4. Herhaling zinsdelen

We werken deze periode met wisbordjes en willekeurige namen.

Slide 20 - Slide

Huiswerk
lezen t/m pag. 125

Slide 21 - Slide

Formuleer een toetsvraag over het verhaal 'Zonder Titel'

Slide 22 - Open question

Formuleer een tweede toetsvraag

Slide 23 - Open question

Leerdoelen
  • Je kunt in een zin de pv, wwg, ow. aanwijzen en de juiste zinsdeelstrepen zetten

Slide 24 - Slide

Wat klopt er niet? 
  • *Gisteren Luna een taart 

  • ...
  • het allerbelangrijkste woord is het werkwoord: dat mag niet ontbreken
  • dat drukt de actie of handeling uit
  • dus een zin heeft een werkwoord én een persoon (of ding) die (dat) die handeling uitvoert.



Slide 25 - Slide

Gisteren heeft Luna een taart gebakken.
Hoe vind je de persoonsvorm?  
  • zet de zin in een andere tijd 
  • het ww dat verandert, is de pv: heeft (=> had)
  • OF zet de zin in een ander getal
  • het ww dat verandert, is de pv: heeft (=> hebben)


  • liever NIET de zin vragend maken

    Slide 26 - Slide

    Gisteren heeft Luna een taart gebakken.
    Hoe vind je de zinsdelen?  
    • zet strepen voor en achter de pv 
    • welke woorden horen bij elkaar en kun je verplaatsen? 
    • ...
    • Gisteren \ heeft \ Luna \ een taart \ gebakken.
    • Heeft \ Luna \ een taart \ gebakken \ gisteren?
    • Luna \ heeft \ gisteren \ een taart \ gebakken.
    • Die zinsdelen kun je nu benoemen als ow / lv /...


      Slide 27 - Slide

      Neem de zin over op je wisbordje Onderstreep pv en zet zinsdeelstrepen

      1. De zwerkbalteams van Zwadderich en Huffelpuf trainen vijf keer per week.
      2. Morgen zal die stoere Jasper een nieuwe fiets kopen. 
      3. Mijn moeder heb ik gisteren een bos mooie bloemen gegeven.

      Slide 28 - Slide

      Antwoorden

      1. De zwerkbalteams van Zwadderich en Huffelpuf / trainen / vijf keer per week.
      2. Morgen / zal / die stoere Jasper / een nieuwe fiets/  kopen. 
      3. Mijn moeder / heb / ik / gisteren / een bos mooie bloemen / gegeven.

      Slide 29 - Slide

      Gisteren heeft Luna een taart gebakken.
      Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?  
      • zoek alle werkwoorden uit de zin, dus ook pv!  
      • wwg: ....
      • Let op: 
      • Zij is een taart aan het bakken.
      • wwg: is aan het bakken

        Slide 30 - Slide

        Werkw. en onderwerp horen bij elkaar
        • wandelen: wie wandelt?
        • lezen: wie leest?
        • koken: wie kookt?
        • rijden: wie of wat rijdt?

        Bij het belangrijkste deel van de zin (ww) hoort dus een persoon of ding die/dat de handeling uitvoert => dat is het onderwerp

        Slide 31 - Slide

        Wat kan bij elkaar staan?

        Papa
        Richard en Tom
        Ik 




        loop naar de tuin
        wast de auto
        spelen buiten

        Slide 32 - Slide

        Wat kan bij elkaar staan?

        Papa
        Richard en Tom
        Ik

        het werkwoord hoort dus bij wie het doet (ow) en de werkwoordsvorm past zich dus aan!



        wast de auto
        spelen buiten
        loop naar de tuin

        Slide 33 - Slide

        Hoe vind je het onderwerp?  
        • Kijk naar de pv en het wwg (actie) en kijk wie of wat die actie doet.
        • Of stel de vraag: 
        • Wie of wat + persoonsvorm + wwg
        • vb: Frederik heeft gisteren een nieuw hoesje voor zijn telefoon gekocht. 

          Slide 34 - Slide

          Schrijf zo veel mogelijk verschillende zinnen met deze woorden!
          • vond
          • in de tuin
          • gisteren
          • onze kip Klaartje
          • een dode regenworm

          Wat is je conclusie over het onderwerp?


          Slide 35 - Slide

          Slide 36 - Video

          Welke vragen heb je nog?


          Maak opdrachten zinsdelen in planning van 
          Nieuw Nederlands. Klaar? Verder lezen in Zonder Titel

          Slide 37 - Slide

          Leerdoelen deze week gehaald?
          • Je kunt de begrippen fictie, realistisch, personages toepassen
          • Je kunt in een zin de pv, wwg, ow. aanwijzen en de juiste zinsdeelstrepen zetten

          Slide 38 - Slide

          Slide 39 - Link

          Wat heb je geleerd in 
          deze les?

          Slide 40 - Slide