KH2H 20 W19 2. S d

Einen schönen guten Tag KH2H!
Heute ist Freitag den 8. Mai!
1 / 41
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 53 min

Items in this lesson

Einen schönen guten Tag KH2H!
Heute ist Freitag den 8. Mai!

Slide 1 - Slide

Ziel (Doel): 

1]     Ik ken de regels om regelmatige werkwoorden te vervoegen en kan ze 

         toepassen.

2]    Ik heb kennis gemaakt met werden/dürfen/können/mögen



Slide 2 - Slide

Themen:
1]  Dieser LessonUp machen,
2] Hausaufgaben machen, lernen und nächste Stunde 
      vorbereiten. 

     Hausaufgaben nicht digital gemacht = nicht gemacht!

3] Ab jetzt, ist Frau Rotteveel im Chat für Fragen!

Slide 3 - Slide

Wat zijn ook alweer de persoonlijke vnw.
in het Duits?

Slide 4 - Mind map

De persoonlijke vnw in het Duits:
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 5 - Slide

Had jij ze allemaal goed?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Was je antwoord nee?
Maak dan de volgende oefening. 
      Er volgt nu een sleepvraag. 
             Zet de woorden in de juiste volgorde.

Was je antwoord ja? Dan mag je de okergele vragen overslaan.

Slide 7 - Slide

ik
jij
hij
wij
jullie
zij
het
zij
u
du
wir
sie
Sie
sie
ihr
es
er
ich

Slide 8 - Drag question

Had jij ze allemaal goed?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

Was je antwoord nee?
Maak dan de volgende invuloefening.
        Geef de vertaling van het woord dat tussen haakjes staat.
        Denk hierbij ook aan de hoofdletters!

Was je antwoord nu wel ja? Dan mag je de volgende okergele vragen  overslaan.

Slide 10 - Slide

(Wij) sind zu Hause.

Slide 11 - Open question

Wohnt (jullie) auch in München?

Slide 12 - Open question

Haben (u) die Noten, Herr Jansen?

Slide 13 - Open question

Wie spät ist (het)?

Slide 14 - Open question

Heb je nog fouten in de laatste invuloefening?
Dan leer je nu de persoonlijke voornaamwoorden die bij het werkwoord haben (hoofdstuk 2 grammatica 1 blz. 28)  staan uit het hoofd.

Het is belangrijk om deze basiskennis te beheersen. Dit maakt het maken van opdrachten een stuk eenvoudiger en leuker want je scoort beter!

Slide 15 - Slide

de uitgangen van de regelmatige zwakke werkwoorden:
ich - e
du - st
er/sie/es - t
wir - en
ihr - t
sie/ Sie - en

Slide 16 - Slide

Wat zijn de uitgangen van de
regelmatige zwakke werkwoorden?

Slide 17 - Mind map

Wat is het verschil met de basisregel
bij werkwoorden zoals
heißen/ tanzen / reisen?

Slide 18 - Mind map

Eindigt de stam van een ww op een ß, s, z of x?
Dan komt er bij du alleen een -t achter de stam:
ich - e
du - t
er/sie/es - t
wir - en
ihr - t
sie/Sie - en

Slide 19 - Slide

Wat is het verschil met de basisregel
bij werkwoorden zoals
antworten / melden / regnen?

Slide 20 - Mind map

Eindigt de stam van een ww op een d/t 
(en 5 andere ww met m/n)?
Dan komt er bij du, er/sie/es, ihr een e tussen stam en uitgang. 
De rest van de uitgangen blijven regelmatig.

ich - e
du - e st
er/sie/es - e t
wir - en
ihr - e t
sie/Sie - en

Slide 21 - Slide

Wat doe je als er geen pers. vnw in de zin staat?
Kijk wat het onderwerp in de zin is: 

Is het onderwerp enkelvoud, gebruik je de uitgang van er/sie/es
Meine Schwester heißt Anna.

Is het onderwerp meervoud, gebruik je de uitgang van sie(mv)
Meine Brüder antworten nicht.

Slide 22 - Slide

Er volgt weer een invuloefening
Vul steeds de juiste vorm van het werkwoord in

Slide 23 - Slide

(heißen) Wie ........... du?

Slide 24 - Open question

(spielen) ............... ihr gern Fußball?

Slide 25 - Open question

(feiern) Wann ............ du deine Party?

Slide 26 - Open question

(kaufen) Mein Onkel ........... eine neue Gitarre.

Slide 27 - Open question

(benutzen) Wie oft .......... du dein Handy?

Slide 28 - Open question

(tanzen) Meine Schwester .......... sehr gut.

Slide 29 - Open question

(heiraten) Peter ... Julia im September.

Slide 30 - Open question

(melden) Warum ..... du dich nicht?

Slide 31 - Open question

Had je meer dan 2  fouten?
Ja? Bestudeer dan:
Kapitel 3 Grammatik 1
Kapitel 4 Grammatik 1 en 2 

Nee? Ga dan verder.


Slide 32 - Slide

Als je de regelmatige werkwoorden vergelijkt met werkwoordsvormen bij dürfen, können, mögen en müssen, wat is dan gelijk?

Slide 33 - Open question

Als je de regelmatige werkwoorden vergelijkt met werkwoordsvormen bij dürfen, können, mögen en müssen, wat is er dan anders en wat is dan gelijk?

Slide 34 - Open question

Als je de regelmatige ww èn de vormen van het werkwoord werden met elkaar vergelijkt. Wat is dan gelijk en wat is dan anders?

Slide 35 - Open question

Wist je de vorige 3 vragen?
Ja? Dan kun je nu met je huiswerk beginnen.

Is je antwoord nee? Bekijk dan nog eens grondig de grammtica van hoofdstuk 5 punt 1 en 2 op blz. 66 en begin daarna met je huiswerk.


Slide 36 - Slide

Hausaufgaben
Vorbereiten:
Kap. 2 Gram.3+4, 

Machen:
3.5, 4.1-3 und 5
A-> Klompmaker, maken een zin in het Duits met een vervolg zin ond.->pers.vnw
 
(bv Mijn man is 62 jaar. Hij is al oud.)

Lernen/kennen: 
Wörterliste A 1e Mal links,
Gram. 1 +
8. Mai +  
Gram.1+2 werden/dürfen/können/mögen


Slide 37 - Slide

Wat vond je van deze LessonUp?
Als je deze vraag hebt ingevuld dan
ben je hier bijna klaar.

Slide 38 - Open question

Heb je het doel,
"Ik ken de regels om regelmatige werkwoorden te vervoegen en kan ze toepassen." behaald?

Slide 39 - Open question

Heb je het doel,
"Ik heb kennis gemaakt met werden/dürfen/können/mögen" behaald?

Slide 40 - Open question

Danke und ein schönes Wochende!

De link van deze les blijft beschikbaar in de klas bij LessonUp. 
Dan kan je het nog eens terugkijken. 


Heel veel succes met alles en blijf vooral gezond! 

Slide 41 - Slide