mettre deel 2

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

jeudi le 28 mai

-herhalen Futur

-Mettre

-kookopdracht

mettre betekent:

1. zetten
2. leggen
3. aantrekken
4. erover doen

Alle 5 vormen van mettre die je tot nu toe in deze quiz gehad hebt, stonden in de présent, de tegenwoordige tijd. 

Je haalt -re van het hele werkwoord af en zet er de goede uitgangen achter: 

je + s

tu + s

il/elle/on + niks

nous + ons

vous + ez

ils/elles + ent

Behalve de présent, ken je nog 3 andere tijden: 

De passé composé (vtt), de imparfait (ovt)en de futur simple et le futur proche( toekomende tijd). Hoe zat dat ook alweer? We gaan even oefenen. 

imparfait

De laatste 3 vormen stonden niet  in de présent, maar in de imparfait. Die maak je als volgt: 

Je haalt -re van het hele werkwoord af en zet er de juiste uitgang achter: 

je + ais

tu + ais

il/elle/on + ait

nous + ions

vous + iez

ils/elles + aient

de passé composé

In de passé composé verandert "mettre" overal in "mis". Je hoeft er alleen nog maar de goede vorm van avoir voor te zetten. Dat ga je nu oefenen. 

vertaal: jullie hebben gelegd

vertaal: jij hebt gelegd

Nu blijft er nog één tijd over: de futur

Wat is het verschil tussen de Futur Proche en de Futur Simple?

Futur Proche

nabije toekomst

maak je met onderwerp-vorm van aller-heel ww

leer wel het werkwoord aller( gaan)

tu mettras betekent:

1. jij zou leggen
2. jij zult leggen
3. jij legde
4. jij hebt gelegd

vous mettrez betekent

1. jullie zullen leggen
2. u zult leggen
3. men zal leggen
4. zij zullen leggen

nous mettrons betekent:

1. Jullie zullen leggen
2. wij zullen leggen
3. wij leggen
4. jullie legden

de futur simple

De laatste paar vormen waren allemaal vormen van de toekomende tijd, de futur. Je maakt deze vormen door de -e van het hele werkwoord af te halen, en daar de volgende uitgangen achter te zetten: 

je + ai

tu + as

il/elle/on + a

nous + ons

vous + ez

ils/elles + ont

Nu ga je het werkwoord mettre zelf in de futur simple zetten

hij zal leggen

jullie zullen leggen

Alle tijden door elkaar

Kun jij zien in welke tijd het werkwoord staat? 

nous mettons

1. wij leggen
2. wij legden
3. wij zullen leggen
4. wij hebben gelegd

nous avons mis

1. wij leggen
2. wij legden
3. wij zullen leggen
4. wij hebben gelegd

nous mettrons

1. wij leggen
2. wij legden
3. wij zullen leggen
4. wij hebben gelegd

nous mettions

1. wij leggen
2. wij legden
3. wij zullen leggen
4. wij hebben gelegd

il mettra

1. hij zal leggen
2. hij legde
3. hij legt
4. hij heeft gelegd

On a mis

1. we hebben gelegd
2. u hebt gelegd
3. men heeft gelegd
4. jullie hebben gelegd

je mettais

1. ik zal leggen
2. ik leg
3. ik legde
4. ik heb gelegd

il met

1. hij legde
2. hij zal leggen
3. hij heeft gelegd
4. hij legt

les devoirs

Herhalen bron C en bron D ( phrases clés)

online maken E en G ( mettre) exercises 19,20,21,26

Uitleg bijvoeglijk naamwoord ( bron I) Répéter A,B,C,D

Kook/bakfilmpje
inleveren