Les 2

Les 2 Ziekteverloop en genetica
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 2 Ziekteverloop en genetica

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning
Huiswerk
Lesdoelen
Theorie
Opdracht
Evaluatie
Huiswerk

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
• Pathologie
Module 1: Gezondheid en ziekte
Hoofdstuk 2: Ziekteverloop t/m 2.3 einde van een ziekte
vanaf blz. 28 t/m blz. 32
• Anatomie en fysiologie
Module 15: Levensloop
Hoofdstuk 1: t/m 1.1.4 X-chromosomale overerving,
vanaf blz. 477 t/m blz. 483

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je de verschillen en overeenkomsten in het beloop van acute en chronische ziekte benoemen
Aan het einde van de les weet je hoe ziekte wordt beïnvloed
Aan het einde van de les ben je bekend met begrippen als allelen, genen, X-chromosomen, overerving

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een acute en chronische ziekte?

Slide 5 - Open question

Acute ziekte -> plotseling begin van ziekteverschijnselen
chronische ziekte -> langzaam en sluipend begin

Acuur ziektebeeld verloopt heftiger en korter dan een chronische ziekte
Prodromen
In een aanloopperiode van een niet acuur verlopende ziekte zijn er vaak al vage ziekte verschijnselen. 

Dze verschijnselen heten prodromen
bvb: vermoeidheid, rillerig, hoofdpijn, spierpijn

Foudroyant ziekteverloop: wanneer een ziekte snel tot ernstige gevolgen of tot dood leidt. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Chronische ziekte
Een langzaam en sluipend karakter
Ziekte blijft meestal de rest van het leven aanwezig
Verloop is minder heftig
Uiteindelijk vaak functieverlies of invaliditeit

Soms gaat een acute ziekte over in een chronische ziekte

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Verschil acuut/ chronisch

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

exacerbaties, remissie

Slide 9 - Slide

Exacerbatie is een medische term voor toename van ziektesymptomen. Hij wordt gebruikt voor chronische aandoeningen die een wisselende mate van activiteit vertonen. Er wordt van een exacerbatie gesproken als de ziekte meer actief wordt, na een tijdlang weinig of geen activiteit te hebben vertoond

We spreken over remissie als een aandoening terrein verliest en de toestand van de patiënt tijdelijk verbetert. Als alle tekens van de ziekte verdwenen zijn, gaat het om een complete remissie. Dit betekent nog altijd niet dat de ziekte volledig uitgeschakeld is

Fantoompijn (chronisch)
Fantoompijn is pijn die iemand voelt in een geamputeerd lichaamsdeel. Fantoom betekent letterlijk 'spook' of 'hersenschim'. Je ervaart pijn, terwijl het pijnlijke lichaamsdeel er niet meer is. Het komt vaak voor. Van alle mensen die een amputatie hebben ondergaan, heeft 50 tot 85% er last van (gehad). Vooral direct na de amputatie hebben veel patiënten er last van. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
 Miranda van 8 jaar heeft vijf maanden geleden een blaasontsteking gehad. Met medicijnen was de infectie binnen enkele dagen verdwenen. Nu heeft zij weer pijn bij het
plassen en een troebele urine. Ze blijkt opnieuw een blaasontsteking te hebben.  Miranda van 8 jaar heeft vijf maanden geleden een blaasontsteking gehad. Met
medicijnen was de infectie binnen enkele dagen verdwenen. 

Nu heeft zij weer pijn bij het
plassen en een troebele urine. Ze blijkt opnieuw een blaasontsteking te hebben.
 Mocht de blaasontsteking niet adequaat behandeld worden, dan bestaat het risico op
complicaties.


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Hoe noem je het opnieuw optreden van de blaasontsteking?
Wat voor complicaties kunnen dat zijn?

Kun je het antwoord verklaren?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Einde van een ziekte
Kun je moeilijk voorspellen
Afhankelijk van reactie op een behandeling
Infauste prognose

Afhankelijk van de ernst en de duur van de ziekte is een periode nodig. In herstelperiode vage klachten:  reconvalescentiefase

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat is revalidatie?
A
De professionele behandeling om een patient te leren omgaan met zijn ziekte
B
Therapie die ervoor zorgt dat je lichamelijk weer kunt meedoen in de maatschappij
C
De professionele behandeling om tot een functioneel herstel op lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk gebied te komen
D
Een vorm van samenkomen met lotgenoten om te leren omgaan met de moeilijkheden die de ziekte met zich meebrengt

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Karyogram

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

DNA
23 paar chromosomen
geslachtschromosomen is het 23ste paar ( XX of XY) 
Allel

Slide 18 - Slide

Gen: deel van een chromosoom dat de code van één eigenschap bevat

Allel: één van de genen van een allelenpaar

Homozygoot: van een gen twee dezelfde allelen bezittend

Heterozygoot: van een gen twee verschillende allelen bezittend

Dominant: van toepassing op een allel dat de expressie van recessieve allel onderdrukt

Recessief: van toepassing op een allel die onderdrukt wordt door een dominante allel

Wie ben je? 
fenotype = genotype + omgevingsfactoren.

Fenotyoe = verschijningsvorm
Genotype= geheel van erfelijkeiegenschappen

Slide 19 - Slide

Daarom maak je onderscheid tussen fenotype en genotype. Het fenotype is de verschijningsvorm van het individu, dat wil zeggen het geheel van waarneembare eigenschappen. Met het genotype wordt het geheel van erfelijke eigenschappen in de chromosomen bedoeld.
Opdracht
Pathologie
Module 1: Gezondheid en ziekte
Hoofdstuk 2: Ziekteverloop
Maak opdracht 1 t/m 7
• Anatomie en fysiologie
Module 15 Levensloop,
Hoofdstuk 1: Voor de geboorte
Maak opdracht 1 t/m 6

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Lees onderstaande theorie uit het boek van pathologie van TM:
• Pathologie
Module 1: Gezondheid en ziekte
Hoofdstuk 3: Ziekteoorzaken. 3.1 Ziekte door inwendige oorzaken t/m 3.3 Ziekte door onbekende
oorzaak
vanaf blz. 33 t/m blz. 43 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Wat heb jij vandaag geleerd over acuut en chronisch ziek zijn?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions