paragraaf 1.4

Welkom!

bij economie!
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom!

bij economie!

Slide 1 - Slide

Programma voor vandaag:
- welkom
- lesdoel
- bespreken huiswerk
- uitleg paragraaf 1.4
- samen een opdracht maken
- zelfstandig werken
- huiswerk

Slide 2 - Slide

Het lesdoel
Aan het einde van de les weet je welke soorten inkomsten en uitgaven we hebben.
Je kunt ook een begroting opstellen.

Slide 3 - Slide

Het huiswerk van de vorige les
Welke opdrachten van 1.3 vond je lastig?
Deze bespreken we klassikaal. 
De antwoorden krijg je straks, zodat je de rest na kunt kijken.

Slide 4 - Slide

De begrippen van paragraaf
soorten inkomens
begroting
soorten uitgaven
reserveren

Slide 5 - Slide

Soorten inkomens
  • Inkomen = geld dat je als persoon of als gezin ontvangt.
  • Drie vormen:
  1. Loon
  2. Winst 
  3. Uitkering

Slide 6 - Slide

Winst
Als je een eigen bedrijf hebt en winst maakt. 

Slide 7 - Slide

Loon of salaris
Als je voor een baas werkt. Eigenlijk iedereen die werkt en geen eigen baas is. 

Slide 8 - Slide

Soorten inkomens
Inkomen uit arbeid
(loon)
Inkomen uit bezit
(winst)
Overdrachtsinkomen
(uitkering)

Slide 9 - Slide

Soorten uitgaven
Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven

Slide 10 - Slide

Vaste lasten
Uitgaven die met een regelmaat terugkeren.

Bijvoorbeeld:
-Sportabbonement
-Gas, water en licht
-Contributie

Slide 11 - Slide

Huishoudelijke uitgaven / dagelijkste uitgaven
Zijn de gewone uitgaven die je voor je huishouden doet.

Voorbeelden:
De wekelijkse boodschappen
Cadeau voor je zusje
Uitgaan 
Persoonlijke verzorging

Slide 12 - Slide

Incidentele uitgaven
Meestal grote uitgaven die je maar af en toe doet.

VB:
Auto gaat kapot
Op vakantie gaan
Wasmachine gaat kapot etc.

Slide 13 - Slide

Begroting
Begroting = overzicht van verwachte inkomsten en verwachte uitgaven van een komende periode


Slide 14 - Slide

Reserveren
  • Reserveren = elke maand geld opzij leggen om later grote uitgaven te kunnen betalen
  • Reservering per maand =
    benodigd bedrag ÷ aantal maanden

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Op vakantie gaan is een voorbeeld van?
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele uitgaven

Slide 17 - Quiz

Geld opzijleggen voor bepaalde uitgaven.
A
inkomen
B
budget
C
schadeverzekering
D
reserveren

Slide 18 - Quiz

Een begroting is een overzicht van de inkomsten en uitgaven van de vorige periode.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
C
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.

Slide 20 - Quiz

Je wilt een nieuwe fiets van €300 kopen. Je hebt al €60 gespaard. Hoeveel moet je per maand reserveren om de fiets over 8 maanden te kunnen kopen?

Slide 21 - Open question

Je tel abonnement kost €19,50 per maand. Hoeveel is dat per week?

Slide 22 - Open question

De huur van het huis is een voorbeeld van
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 23 - Quiz

Welke soorten uitgaven kun je onderscheiden?
A
Huishoudelijke uitgaven en vaste lasten
B
Dagelijkse lasten en vaste huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele, huishoudelijke uitgaven, vaste Lasten
D
Kleine en grote uitgaven

Slide 24 - Quiz

Samen aan het werk:
Als jij alles snapt van de uitleg dan ga je nu aan het werk met de opdrachten van paragraaf 1.4.
Vind je het nog lastig? Doe dan mee met de inoefening.
Samen maken we opdracht 46

Slide 25 - Slide

Zelfstandig aan het werk:
Je gaat nu aan het werk met: paragraaf 1.1 opdracht 1 t/m 13.
Dit is huiswerk voor de volgende les.

Slide 26 - Slide

Evaluatie

Slide 27 - Slide



Huiswerk??

Slide 28 - Slide