This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
Basisstof 1.4 Celorganellen
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Je kent de verschillende celorganellen en hun functies
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Celorganellen
Deel van een cel dat naar bouw en functie is te onderscheiden
1. Celkern
2. Endoplasmatisch reticulum
3. Ribosomen
4. Golgisysteem
5. Mitochondriën
6. Chloroplasten
Slide 4 - Slide
Celkern
In het kernplasma ligt het DNA, zorgt voor de zelfregulatie binnen de cel
DNA ligt opgerold in de vorm van chromosomen
Kernlichaampje:
Vormt ribosomen
Kernporiën:
Maakt transport naar cytoplasma mogelijk
Slide 5 - Slide
Endoplasmatisch reticulum
Ligt om de celkern heen
Verbonden met het kernmembraan
Bestaat uit lagen membranen
Ruw ER:
Bevat ribosomen (maken eiwitten)
Glad ER:
Bevat geen ribosomen, voor de stofwisseling in de cel
Slide 6 - Slide
Endoplasmatisch reticulum
Functie: Plek voor het maken van eiwitten en transport naar het golgi systeem
De membranen vormen blaasjes. Kleine stukjes kunnen zich afsnoeren, exocytose, en zich verplaatsen door het cytoplasma
Slide 7 - Slide
Golgisysteem
Opeengestapelde membranen
Afmaken eiwitten, tot de definitieve vorm.
Afsnoeren van de eiwitblaasjes is exocytose.
Doorsturen voor secretie.
Maken van lysosomen.
Slide 8 - Slide
Lysosomen
Lysosomen zijn bepaalde blaasjes van het golgi-systeem
Lysosomen bevatten enzymen die grote moleculen zoals vetten en koolhydraten kunnen afbreken (en ook bacteriën en virussen)
Slide 9 - Slide
Lysosomen
Soms lekken lysosomen, hierdoor sterft een groot gedeelte van de cel inhoud
Als een cel moet worden vernietigd, dan knappen de lysosomen open. Dit proces heet apoptose (= geprogrammeerde zelfdoding)
Slide 10 - Slide
Maken voor nu
Opgaven 33, 35, 36 en 37
Slide 11 - Slide
Mitochondriën
Dubbel membraan
Verbranden van voedingsstoffen naar ATP, mbv enzymen.
ATP kan naar het cytoplasma
ATP = molecuul met erin opgeslagen energie
Hoeveelheid mitochondrium per cel verschilt
Slide 12 - Slide
Bladgroenkorrel
Zetten lichtenergie om in glucose.
Hebben een dubbelmembraan.
Pannenkoekjes
Enzymen voor de fotosynthese
Slide 13 - Slide
Celmembraan
Dun vliesje
Voor het passeren van stoffen in en uit de cel
Membraaneiwitten spelen hierin een rol
Koolhydraatketens voor herkenning van de cel
Slide 14 - Slide
Celmembraan
Celmembraan
Transporteiwit
Fosfolipiden
Receptoren
Slide 15 - Slide
Celmembraan
Celmembranen zijn semi-permeabel
Transporteiwit
Fosfolipiden
Receptoren
BiNaS tabel 67G3
Slide 16 - Slide
Celmembraan
Het celmembraan is semipermeabel:
sommige stoffen kunnen er wel doorheen en andere niet.
Slide 17 - Slide
transport via blaasjes
actief transport (kost dus energie = (ATP)
blaasjes naar binnen: endocytose
- voedingsvacuole
- versmelting lysosoom
blaasjes naar buiten: exocytose(secretie)
Slide 18 - Slide
Een wortel is oranje. De delen die boven de grond uitkomen zijn groen. Hierbij gaat de ene soort korrel (A) over in een andere soort korrel (B). Welke korrel is A en welke is B?
A
A: Chromoplast
B: Leukoplast
B
A: Leukoplast
B: Chloroplast
C
A: Chloroplast
B: Chromoplast
D
A: Chromoplast
B: Chloroplast
Slide 19 - Quiz
Met welk instrument bekijk je cellen (op school)?
A
Elektronenmicroscoop
B
Lichtmicroscoop
C
Telescoop
D
Stethoscoop
Slide 20 - Quiz
In welke celorganellen vind verbranding plaats?
A
celkern
B
mitochondriën
C
celwand
D
bladgroenkorrels
Slide 21 - Quiz
Deze celorganellen slaan energie uit zonlicht op in glucose:
A
mitochondrien
B
celbatterijen
C
bladgroenkorrels
D
celkernen
Slide 22 - Quiz
Welke celorganellen helpen bij het maken van eiwitten?
A
Celkern
B
Bladgroenkorrels
C
Vacuole
D
Ribosomen
Slide 23 - Quiz
Leg in eigen woorden het verschil tussen endocytose en exocytose uit.
Slide 24 - Open question
Leerdoel: je weet dat een cel (dier/plant) celorganellen heeft, je weet welke en wat hun functies zijn
A
doel behaald
B
doel niet behaald, meer oefening nodig
C
doel nog niet behaald, nog uitleg nodig
Slide 25 - Quiz
Aan de slag
34, 35, 36, 37, 38, 40 en 41
Slide 26 - Slide
Bewijzen voor de endosymbiosetheorie
Mitochondriën en chloroplasten hebben eigen DNA.
Mitochondriën en chloroplasten hebben twee membranen, een binnen- en een buitenmembraan.
Mitochondriën en chloroplasten kunnen zichzelf vermenigvuldigen in de cel.