Past Simple - Regular verbs

Past simple
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Past simple

Slide 1 - Slide


Past Simple
Wanneer gebruik je de Past Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 2 - Quiz

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?
A
hele ww+ - (i)ed of irregular verb 2e rijtje
B
shit = hele ww+-s
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 3 - Quiz

Past Simple:

Wat zijn de signaalwoorden van de Past Simple?
A
Tomorrow, next week, in 2025,
B
Last month, yesterday, a month ago, in 2012
C
Today, now,
D
again, always, constantly

Slide 4 - Quiz

Past simple
Wat
Past simple
Wanneer
Om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd.
Hoe
Met –ed OF een onregelmatige vorm.
Signaalwoorden
Yesterday, last week, last month, two days ago, four days ago, months ago, etc.
Voorbeelden
He walked her home last night.
I talked to him on the phone yesterday.
She tried to close her book but a fly got caught in between the pages.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Past simple
Wat
Past simple
Wanneer
Om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd.
Hoe
Met –ed OF een onregelmatige vorm.
Signaalwoorden
Yesterday, last week, last month, two days ago, four days ago, months ago, etc.
Voorbeelden
He walked her home last night.
I talked to him on the phone yesterday.
She tried to close her book but a fly got caught in between the pages.

Slide 7 - Slide


Wat is de Past Simple van look
A
looked
B
looket
C
looking
D
lookked

Slide 8 - Quiz


Wat is de Past Simple van listen
A
listend
B
listenet
C
listened

Slide 9 - Quiz


Wat is de Past Simple van study
A
studied
B
studyed
C
studiet

Slide 10 - Quiz


Wat is de Past Simple van believe?
A
believeed
B
believes
C
believe
D
believed

Slide 11 - Quiz


Wat is de Past Simple van shop?
A
shopped
B
shoped
C
shopd
D
shoppd

Slide 12 - Quiz


Wat is de Past Simple van carry
A
carryed
B
carried
C
carriet

Slide 13 - Quiz


Wat is de Past Simple van help
A
helping
B
helped
C
helps
D
help'd

Slide 14 - Quiz

wat is de past simple van dress?
A
have dressed
B
dressed
C
dressing
D
was dressing

Slide 15 - Quiz

past simple of 'play'
A
playt
B
playd
C
played
D
playet

Slide 16 - Quiz


Wat is de Past Simple van work?
A
works
B
worked
C
working
D
work

Slide 17 - Quiz


Wat is de Past Simple van happen
A
happening
B
happened
C
happens
D
happend

Slide 18 - Quiz


Wat is de Past Simple van like?
A
liking
B
likes
C
likeed
D
liked

Slide 19 - Quiz


Wat is de Past Simple van want?
A
wanting
B
wants
C
wanted
D
wantd

Slide 20 - Quiz

De regels van de Past Simple is:
A
werkwoord + ing
B
was/were + werkwoord + ing
C
werkwoord + t
D
werkwoord + (e)d

Slide 21 - Quiz