Wörterbuch

Het gebruik van een woordenboek
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Het gebruik van een woordenboek

Slide 1 - Slide

Kijk mee!
Kijk naar het filmpje en let goed op...
Er volgen zo meteen vragen over de inhoud van het filmpje.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

1. Welk van de onderstaande woorden vind ik WEL in het woordenboek?
A
afkortingen
B
verkleinwoord
C
zelfstandig naamwoord - enkelvoud
D
zelfstandig naamwoord - meervoud

Slide 4 - Quiz

2. De dame in het filmpje heeft het over de infinitief van een werkwoord. Wat is een infinitief eigenlijk?
A
vervoeging
B
de stam van een werkwoord
C
de ik-vorm
D
het hele werkwoord

Slide 5 - Quiz

3. Er wordt steeds gesproken over de context. Wat is de context?
A
betekenis
B
samenhang
C
verband
D
achtergrond

Slide 6 - Quiz

4. Welke van de volgende woorden is GEEN signaalwoord?
A
oder
B
doch
C
aber
D
mit

Slide 7 - Quiz

Signaalwoorden

Een signaalwoord is een verbindingswoord.

Slide 8 - Slide

Wat is de vertaling van de volgende signaalwoorden?

Slide 9 - Slide

5. trotzdem
A
daarentegen
B
desondanks
C
bovendien
D
desalniettemin

Slide 10 - Quiz

6. also

A
dus
B
want
C
daarom
D
of

Slide 11 - Quiz

7. heute
A
nu
B
vandaag
C
vroeger
D
later

Slide 12 - Quiz

8. Beispiel

Slide 13 - Open question

9. aber

Slide 14 - Open question

10. weil

Slide 15 - Open question

Zoek de vertaling van de volgende woorden op in het woordenboek.

Slide 16 - Slide

16. Ausland
Schrijf betekenis nummer 1 op.

Slide 17 - Open question

Meerdere betekenissen

Als een trefwoord duidelijk verschillende betekenissen heeft, worden de vertalingen genummerd met 1, 2 enz.
Kies de vertaling die het beste in de context past.

Slide 18 - Slide

17. Tor
Schrijf betekenis nummer 1 op.

Slide 19 - Open question

Du bist ein Tor!
wat betekend het woord in deze zin

Slide 20 - Open question

Das Tor im Spiel kam von Müller
wat betekend het woord in deze zin

Slide 21 - Open question

18. Parkschein
Welk lidwoord staat ervoor?

Slide 22 - Open question

19. Absatz
Wat is de betekenis van dit woord als het gaat over het thema leesvaardigheid?

Slide 23 - Open question

20. Berufswechsel

Slide 24 - Open question

Samengesteld zelfstandig naamwoord

Dit is een zelfstandig naamwoord dat eigenlijk uit twee woorden bestaat: Beruf + Wechsel.

Deze woorden staan niet als één woord in het woordenboek, maar apart van elkaar. 

Slide 25 - Slide

Uit welke twee woorden bestaan de volgende samengestelde zelfstandig naamwoorden?

Slide 26 - Slide

22. Polizeipraktikum

Slide 27 - Open question

Polizeipraktikum
Wat betekend het

Slide 28 - Open question

23. Busfahrkarte

Slide 29 - Open question

Busfahrkarte
Wat betekend het

Slide 30 - Open question

Viel Erfolg bei deiner Prüfungen

Slide 31 - Slide