Omnia college klas 1 NE lidw en zelfst nw

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

lidwoord / zelfst nw

lidwoord

Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord:

de kast   /   een tafel    /    het boek   /    de klas

de leuke klas   /   een houten tafel 

Is dit een lidwoord?

Ik heb maar een kat.        NEE

Het sneeuwt buiten.        NEE

Zit er in de zin een lidwoord?
Hij heeft het al gemaakt.

1. ja
2. nee

Zit er in de zin een lidwoord?
Heb jij een pen voor mij?

1. ja
2. nee

Zit er een lidwoord in de zin?
Ik heb maar een kaartje voor de film.

1. ja
2. nee

Zit er in de zin een lidwoord?
Van vijf leerlingen heeft er maar een zijn boek mee.

1. ja
2. nee

Zit er een lidwoord in de zin?
Waar gaat die trein heen?

1. ja
2. nee

Zit er een lidwoord in de zin?
Wie heeft het kind geholpen?

1. ja
2. nee

Zit er een lidwoord in de zin?
Ik begrijp niet waar het is.

1. ja
2. nee

Zit er een lidwoord in de zin?
Ik weet waar je de video kunt vinden.

1. ja
2. nee

Hoeveel zelfstandige naamwoorden?
Het boek ligt in de boekenkast op de eerste verdieping.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Hoeveel zelfstandige naamwoorden?
Wie veel verdriet heeft, mag best een keer huilen.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4