Tekst 1-3

Tekst 1-3
1 / 47
next
Slide 1: Slide
LatijnWOStudiejaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Tekst 1-3

Slide 1 - Slide

Rex servum vocat.
Wie wordt er geroepen?
A
de rex
B
de servus

Slide 2 - Quiz

Servus venit.

Waarnaartoe?
A
naar de Tiber
B
naar de koning

Slide 3 - Quiz

Infantes audit. Corbem videt.
Wie is de "hij" in de vertaling van deze zinnen?
A
de koning
B
de slaaf
C
Romulus
D
Remus

Slide 4 - Quiz

In corbe duo pueri iacent.

Wat doen de jongens?
A
liggen
B
huilen
C
schreeuwen
D
bevelen

Slide 5 - Quiz

Pueri clamant et lacrimant.

Wat doen de jongens?
A
liggen
B
huilen
C
schreeuwen
D
bevelen

Slide 6 - Quiz

Rex servum pueros necare iubet.

Wat betekent necare?
A
doden
B
optillen
C
meenemen
D
bevelen

Slide 7 - Quiz

Servus regem timet.

Welke naamval is regem?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 8 - Quiz

Ideo mandatum non recusat.

Welke naamval is mandatum?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 9 - Quiz

Pueros tamen non necat.

Wat betekent tamen?

Slide 10 - Open question

Servus corbem tollit et pueros ad flumen portat.
Waar moet je de zin splitsen?
A
Servus corbem tollit | et pueros ad flumen portat.
B
Servus corbem tollit et | pueros ad flumen portat.
C
Servus | corbem | tollit |et pueros | ad flumen | portat.
D
Servus corbem tollit et pueros | ad flumen portat.

Slide 11 - Quiz

Corbem in flumen imponit.

Hoe moet flumen gestreept?
A
flumen1
B
flumen2
C
(in flumen)
D
(in flumen2)

Slide 12 - Quiz

Corbis natat.

Wat doet het mandje?
A
zwemmen
B
drijven
C
doden
D
stromen

Slide 13 - Quiz

Flumen corbem portat ad locum,
ubi aqua inter arbores fluit.

Wat zijn de twee grammaticale onderwerpen?(nominativus, 1)
A
flumen en ubi
B
corbem en arbores
C
flumen en aqua
D
locum en arbores

Slide 14 - Quiz

Ibi corbis haeret.

Waarnaar verwijst ibi?
A
corbis
B
arbores
C
ubi
D
ubi aqua inter arbores fluit

Slide 15 - Quiz

Tekst 2

Slide 16 - Slide

Faustulus pastor est.


A
Faustulus is een herder
B
Faustulus is een pastoor
C
Faustulus is een priester
D
Faustulus is een vader

Slide 17 - Quiz

Ad flumen gregem custodit.

Hoe vertaal je ad flumen hier?

A
naar de rivier
B
bij de rivier
C
naar een rivier
D
bij een rivier

Slide 18 - Quiz

bij een rivier / bij de rivier
Ik zou 'bij de rivier' kiezen, omdat we uit tekst 1 al weten dat het om een specifieke flumen gaat, namelijk die waar het corbis in gelegd was door de servus.

Slide 19 - Slide

Accedit et pueros videt.

Hoeveel persoonsvormen in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quiz

Videt et lupam!

Hoe vertaal je et in deze zin?
A
en
B
ook

Slide 21 - Quiz

Pueri lupam haud timent.

noteer de betekenis van haud

Slide 22 - Open question

Lupa pueris ubera praebet.

welke naamval is pueris?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 23 - Quiz

Sic pueri bibunt.

Welke naamval is pueri?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 24 - Quiz

Faustulus cogitat: "Dei pueros protegunt, nam flumen eos non submergit et lupa eis non nocet."

Waarnaar verwijzen eos en eis?
A
dei
B
dei, flumen, lupa
C
pueros
D
Faustulus

Slide 25 - Quiz

Faustulus pueros tollit et domum portat.
Welk woord betekent "naar huis"?

Slide 26 - Open question

Pueros uxori tradit.

Hoe moet pueros gestreept?
A
1
B
2
C
3
D
tussen haakjes

Slide 27 - Quiz

Dicit: "Mihi et tibi dei favent, nam filios nobis praebent."
Wie zegt dit?
A
Faustulus
B
de vrouw van Faustulus
C
de wolvin
D
de goden

Slide 28 - Quiz

Femina ridet.

Hoe moet ridet gestreept?
A
1
B
2
C
onderstreept
D
tussen haakjes

Slide 29 - Quiz

Pueris nomina dat:

Welke vorm is nomina?
A
nom.ev.
B
abl.ev.
C
nom.mv.
D
acc.mv.

Slide 30 - Quiz

alterum Romulum, alterum Remum vocat.
Hoe heten de jongens?
A
Romulum en Remum
B
Romulus en Remus

Slide 31 - Quiz

Pueris mater est, sicut Faustulus eis pater est.

Wie is het onderwerp van de eerste est?
A
pueris
B
uxor / femina
C
Faustulus
D
mater

Slide 32 - Quiz

Tekst 3
Pak het boek erbij. Omdat de tekst langer is, past niet alles in de lessonup. Bedek met een blaadje de gegeven woorden naast de tekst.

Slide 33 - Slide

r. 1-3

Welk woord is geen ablativus?
A
r. 1 de
B
r. 1 monte
C
r. 2 Aventino
D
r. 2 amicis

Slide 34 - Quiz

r. 4-6

Welk woord is geen lijdend voorwerp?
A
r. 4 Romulum
B
r. 4 Remum
C
r. 6 regnum
D
r. 6 nos

Slide 35 - Quiz

alinea 2

Ubi primum aedificant?
A
urbem
B
in monte Palatino
C
mandatum
D
non

Slide 36 - Quiz

alinea 2

Arundo est muris?
A
non, est casis
B
est muris
C
est feminis
D
saxis aedificant

Slide 37 - Quiz

alinea 2
Welke groep mensen hoeft volgens de tekst niks te doen?
A
mannen
B
vrouwen
C
jongens
D
meisjes

Slide 38 - Quiz

alinea 2:
Welk woord betekent "terwijl"?

Slide 39 - Open question

alinea 2:
Welk woord betekent "weigert"?

Slide 40 - Open question

alinea 3:
Waarom denk je dat Remus niet tevreden is met de taak "arundinem colligere"?

Slide 41 - Open question

alinea 3 r. 19

Welke naamval is fratri?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
ablativus

Slide 42 - Quiz

alinea 3 r. 21

Welke naamval is murum?
A
nominativus
B
dativus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 43 - Quiz

alinea 4 r. 22
Wat ben je niet meer als je zonder toestemming over de muur gaat?
A
puer
B
civis
C
hostis
D
frater

Slide 44 - Quiz

alinea 4

Welk woord staat in de ablativus?
A
Romulus
B
Qui
C
civis
D
gladio

Slide 45 - Quiz

Bekijk nog even de leerstof
de omschrijving...
de beide boeken...
timer
1:00

Slide 46 - Slide

Noteer het hier als je nog vragen hebt over de leerstof voor de PWW van Latijn.

Slide 47 - Open question