H1 Spelling

MAVO 4
Nieuw Nederlands
Hoofdstuk 1 Spelling
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

MAVO 4
Nieuw Nederlands
Hoofdstuk 1 Spelling

Slide 1 - Slide

Inhoud van de les
- uitleg over leestekens en hoofdletters
- samen oefenen
- zelf aan de slag met opdracht 1 t/m 5

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Welke afbeelding is het vervolg van afbeelding A. Kies B of C.
Leg uit waarom.

Slide 4 - Open question

Leestekens en hoofdletters
Leestekens en hoofdletters zorgen ervoor dat een tekst beter te lezen is en leestekens voorkomen misverstanden.

Als je een leesteken vergeet, maak je een interpunctiefout.
Als je een hoofdletter vergeet (of verkeerd gebruikt, maak je een spelfout.

Slide 5 - Slide

Leestekens en hoofdletters
Hoofdletters schrijf je altijd aan het begin van een zin.

Een zin eindigt altijd met een punt, uitroepteken of vraagteken.


Slide 6 - Slide

Leestekens en hoofdletters
Plak liever niet meer dan twee zinnen aan elkaar en gebruik daarbij een voegwoord.

Het voegwoord kan aan het begin van de zin staan of midden in de zin.

Slide 7 - Slide

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Als het pijn doet geef je maar een gil

Slide 8 - Open question

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

ik ga niet naar school want ik ben schoolziek

Slide 9 - Open question

Maak aantekeningen

Slide 10 - Slide

Hoofdletters
  • aan het begin van een zin
  • bij namen (Michel, Utrecht, Kruidvat, Pasen)
  • bij woorden afgeleid van aardrijkskundige namen
       (Amsterdamse)

Géén hoofdletter bij namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken

Slide 11 - Slide

Punt, vraagteken, uitroepteken: 
  • aan het einde van een zin.

-> Ik ben mijn pen vergeten.
-> Heb je een pen voor mij?
-> Pas op voor die bal!


Slide 12 - Slide

Komma
  •  tussen delen van een opsomming
                                -> Ik heb cola, chips en Red Bull.
  • na een naam of uitroep aan het begin van een zin
                                -> Yasmin, waar is je broer?
  • in een samengestelde zin
      - tussen twee persoonsvormen
                                -> Als jij de hond uitlaat, zet ik thee.
     - voor een voegwoord, zoals maar, nadat, omdat, want
                                -> De jongen is blij, want hij heeft een PS5 gekocht.

Slide 13 - Slide

Komma
Let op:
gebruik nooit een komma voor het woord en. 

Slide 14 - Slide

Dubbele punt en aanhalingstekens
  • Bij een citaat
                      ->  Mees riep: 'Kijk uit voor die fietser!'
                      -> 'We halen een hond uit het asiel', zei Imke.
                      -> 'Spelen we vandaag uit of thuis?' vroeg hij aan de
                            trainer.
  • Ook bij citeren van een zin gebruik je aanhalingstekens.
                       ->  'Mees riep (...) die fietser'

Slide 15 - Slide

Maanden en dagen schrijf je met hoofdletter.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quiz

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van feestdagen
B
Namen van jaargetijden
C
Namen van personen
D
Namen van bedrijven

Slide 17 - Quiz

Welk woord hoeft niet met een hoofdletter geschreven te worden?
A
terschelling
B
zutphen
C
bosheidestraat
D
noorden

Slide 18 - Quiz

Welk woord hoort met een hoofdletter?
A
januari
B
maandag
C
amsterdam
D
herfst

Slide 19 - Quiz

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van winkels
B
Familienamen
C
Namen van maanden
D
Namen van musea

Slide 20 - Quiz

Welk woord hoort niet met een hoofdletter geschreven te worden?
A
Eiffeltoren
B
Maas
C
Waal
D
Lente

Slide 21 - Quiz

Schrijf je maanden in je e-mail (bv bij plaats, datum) met een hoofdletter?
A
Ja altijd!
B
Nee nooit!

Slide 22 - Quiz

Wanneer schrijf je hoofdletters?
A
Aan het begin van een zin.
B
Namen van mensen.
C
Namen van plaatsen.
D
Alle drie de antwoorden zijn juist.

Slide 23 - Quiz

Welk woord hoort niet met een hoofdletter geschreven te worden?
A
De Nachtwacht
B
Hoogspanningskabel
C
Tim
D
Udens College

Slide 24 - Quiz

Welke zin is correct geschreven, lettend op leestekens en hoofdletters?
A
'Zullen we morgenavond om zeven uur afspreken? vroeg Layla.
B
'Zullen we morgenavond om zeven uur afspreken?' vroeg Layla.

Slide 25 - Quiz

Welke zin is correct geschreven, lettend op leestekens en hoofdletters.
A
Mijn trainer zei jij mag meetrainen met de selectie.
B
Mijn trainer zei: 'Jij mag meetrainen met de selectie.'
C
Mijn trainer zei: 'jij mag meetrainen met de selectie.'

Slide 26 - Quiz

Welke zin is correct geschreven, lettend op leestekens en hoofdletters?
A
De dj zei: 'zo'n grote opkomst had ik niet verwacht.'
B
de dj zei: 'Zo'n grote opkomst had ik niet verwacht.'
C
De dj zei: 'Zo'n grote opkomst had ik niet verwacht'.
D
De dj zei: 'Zo'n grote opkomst had ik niet verwacht.'

Slide 27 - Quiz

Welke zin is correct geschreven, lettend op leestekens en hoofdletters.
A
'Eigenlijk houd ik niet van spruitjes, mompelde Sem.'
B
Eigenlijk houd ik niet van spruitjes, mompelde Sem.
C
'Eigenlijk houd ik niet van spruitjes', mompelde Sem.
D
'Eigenlijk houd ik niet van spruitjes,' mompelde Sem.

Slide 28 - Quiz

Zelf aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 5 van 
H1 Taalverzorging Spelling
blz. 30 en 31

Slide 29 - Slide