M1 les 27: persoonsvorm VT

Planning
Terugblik op de vorige les

Uitleg persoonsvorm VT

Even oefenen...

Aan het werk! 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Planning
Terugblik op de vorige les

Uitleg persoonsvorm VT

Even oefenen...

Aan het werk! 

Slide 1 - Slide

Terugblik op de vorige les
persoonsvorm tegenwoordige tijd...

Slide 2 - Slide

Persoonsvorm schrijven
Je weet hoe je de persoonsvorm kunt vinden. Maar hoe schrijf je het op de juiste manier?
  • Ik-vorm = 'stam' 
  • jij = stam + t
  • hij/zij/het/u = stam + t
  • wij/jullie/zij = hele werkwoord 



Slide 3 - Slide

Persoonsvorm schrijven
Voorbeeld: 
  • Ik                          loop 
  • jij                          loopt
  • hij/zij/het/u     loopt
  • wij/jullie/zij      lopen



Slide 4 - Slide

Persoonsvorm schrijven
Voorbeeld: 
  • Ik                          word 
  • jij                          wordt
  • hij/zij/het/u     wordt
  • wij/jullie/zij      worden



Slide 5 - Slide

Hij (schreeuwen) het uit van de pijn.

Slide 6 - Open question

(gebeuren) het vaker dat je verdwaald bent?

Slide 7 - Open question

Het (worden) mooi weer dit weekend.

Slide 8 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 9 - Slide

2 soorten werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden

Slide 10 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
 Zwakke werkwoorden
 In de verleden tijd blijft de klank hetzelfde

 Werkwoord zonder –en eindigt op t, k, f, s, ch of p            te(n)
 Werkwoord zonder –en eindigt op andere letter              -de(n)

 Als de ik-vorm al op een –d of –t eindigt           –dde(n) of –tte(n)

Slide 11 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
Bijvoorbeeld:
Ik wacht vandaag
Ik .... gisteren

wachten - en                 wacht
wacht eindigt op 't' en 't' zit in 't kofschip
Dus wachtte

Slide 12 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
Bijvoorbeeld:
Ik huil vandaag
Ik .... gisteren

huilen - en                 huil
Huil eindigt op 'l' en 'l' zit niet in 't kofschip 
Dus huilde 

Slide 13 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
 Sterke werkwoorden
 In de verleden tijd veranderen die van klank

Wrijven                 wreven 
Schrijven            schreven
Schuiven             schoven

Slide 14 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
 Onregelmatige werkwoorden
 In de verleden tijd volgen zij de regels niet.

Hebben, zullen, zijn, willen, kunnen en mogen

Slide 15 - Slide

Het werkwoord 'zingen' is een..... werkwoord
A
sterk
B
zwak
C
onregelmatig

Slide 16 - Quiz

Het werkwoord 'zoenen' is een..... werkwoord
A
sterk
B
zwak
C
onregelmatig

Slide 17 - Quiz

Het werkwoord 'hebben' is een..... werkwoord
A
sterk
B
zwak
C
onregelmatig

Slide 18 - Quiz

Het werkwoord 'vliegen' is een..... werkwoord
A
sterk
B
zwak
C
onregelmatig

Slide 19 - Quiz

Hoe schrijf je deze persoonsvorm in de verleden tijd: 'Zij ... (wachten) heel lang'

Slide 20 - Open question

Hoe schrijf je deze persoonsvorm in de verleden tijd: 'Hij (krabben) de sticker eraf'

Slide 21 - Open question

Hoe schrijf je deze persoonsvorm in de verleden tijd: 'Mijn grootouders ... (roken) vroeger veel sigaren.'

Slide 22 - Open question

Aan het werk!
Les 27 opdr. 1 t/m 7 maken

Klaar? Verder oefenen op NUMO met je taken!

Slide 23 - Slide