Verhaaltjessommen

Verhaaltjessommen
Jazeker, daar zijn ze weer!
 sommen in een verhaaltje.
Géén rekenmachine, gebruik een kladblaadje!
Succes
1 / 17
next
Slide 1: Slide
RekenenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Verhaaltjessommen
Jazeker, daar zijn ze weer!
 sommen in een verhaaltje.
Géén rekenmachine, gebruik een kladblaadje!
Succes

Slide 1 - Slide

Henk wil een fiets kopen. Als hij contant betaalt kost de fiets €320. Hij kan ook 4 maanden €90 per maand betalen. Hoe groot is het verschil?
A
€75
B
€40
C
€20
D
€15

Slide 2 - Quiz

Ava krijgt elke week €2,50 zakgeld. Daarvan geeft ze 2/5 deel uit. Hoeveel geld houdt ze elke week over?
A
1.00
B
0.50
C
3.50
D
1.50

Slide 3 - Quiz

De trein vertrekt om 13.46 uit Utrecht.
14.28 komt hij in Den Haag aan.
Hoeveel minuten duurt de reis?
A
60
B
30
C
42
D
52

Slide 4 - Quiz

Sjef koopt op de markt 6 meter stof van €5,- per meter. Hij krijgt €10 korting. Hoeveel moet hij betalen?
A
€20
B
€30
C
€25
D
€60

Slide 5 - Quiz

De afstand Amsterdam - Meppel is 180 km.
De auto van mama rijdt 1 liter benzine op 12 km. Hoeveel liter benzine gebruik je op de heen- en terugreis?
A
15 liter
B
18 liter
C
28 liter
D
30 liter

Slide 6 - Quiz

Ron koopt twee batterijen van €0,90 per stuk en een lampje van €0,55. Hij betaalt met €3,-. Hoeveel krijgt hij terug?
A
1.45
B
2.10
C
0.65
D
0.55

Slide 7 - Quiz

Op een pleintje liggen 25 rijen tegels. Elke rij telt 30 tegels.
Hoeveel tegels liggen er op het plein?
A
750
B
55
C
110
D
5

Slide 8 - Quiz

Een potlood met gum kost €0,25.
Hoeveel kosten 3 dozijn van deze potloden
A
€0.75
B
€9
C
€75
D
€8,80

Slide 9 - Quiz

Kim koopt 3 gebakjes 500 gram koekjes bij de bakker. Een gebakje kost €0,90 en voor de koekjes moet ze €2,50 betalen. Hoeveel kost alles bij elkaar?
A
5.00
B
5.20
C
6.25
D
5.25

Slide 10 - Quiz

De afstand Delft - Rotterdam is 27 km. Jan fietst 18 km per uur. Hij gaat om 10.15 van huis, hoe laat is hij in Rotterdam?
A
12.15
B
11.45
C
12.00
D
11.15

Slide 11 - Quiz

Eén cd kost €12,50. Drie cd's kosten €35,-. Bert koopt er zes.
Hoeveel moet hij betalen?
A
€75,-
B
€70,-
C
€72,50
D
€50,-

Slide 12 - Quiz

Een fietsenhok is 6 m breed en 18 m lang.
Hoeveel is de oppervlakte?
A
104 m2
B
106 m2
C
110 m2
D
108 m2

Slide 13 - Quiz

Een pad is 150 m lang.
Van het begin tot het eind plant je om de 3m een boompje. Hoeveel bomen heb je nodig?
A
50
B
51
C
450
D
49

Slide 14 - Quiz

Sem en Jess kopen een cadeautje voor vaderdag voor €18. Sem betaalt 2/3 deel. Hoeveel moet Jess betalen?
A
€6,-
B
€12,-
C
€8,-
D
€10-

Slide 15 - Quiz

Joop koopt een tv voor €300,-. Hij krijgt 10% korting.
Hoeveel moet hij betalen?
A
€330
B
€170
C
€270
D
€240

Slide 16 - Quiz

Yara zet de radio aan. Ze hoort dat het 10 voor half 9 is. Op haar horloge is het 8.32. Hoeveel minuten loopt de horloge voor?
A
10
B
12
C
8
D
2

Slide 17 - Quiz