HV1 Werkwoordspelling: Voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord

Lees
> Lees uit je leesboek.

> In stilte.

> 15 minuten.

timer
15:00
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lees
> Lees uit je leesboek.

> In stilte.

> 15 minuten.

timer
15:00

Slide 1 - Slide

Welkom!


  1. Ga zitten  volgens jullie plattegond
  2. Leg je spullen op tafel
  3. Wacht rustig tot ik start

Slide 2 - Slide

Terugblik vorige week
- Uitleg + oefenen met de spelling van de persoonsvorm verleden tijd.

- Methode online/ boek

Slide 3 - Slide

Hoe werk jij?
A
Uit het boek
B
Via de online methode

Slide 4 - Quiz

Leerdoelen deze les:
0 Ik kan het voltooid deelwoord juist spellen.
0 Ik kan het onvoltooid deelwoord juist spellen.
0 Ik kan het deelwoord als bijvoeglijk naamwoord juist spellen.

Slide 5 - Slide

De 6 werkwoordsvormen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd 

Persoonsvorm verleden tijd 

Voltooid deelwoord 

Onvoltooid deelwoord 

Infinitief (hele werkwoord) 

Bijvoeglijk naamwoord 


PVTT

PVVT

VD

OD

INF

BN

Slide 6 - Slide

Voltooid deelwoord (VD)

Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.

Eindigt op:   -EN, -D, -T


Twijfel je tussen -d of -t,  gebruik dan weer  't ex-kofschip

Ik heb een Big Mac genomen, want die was afgeprijsd.          

Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.           


Truc: maak het woord langer om te horen wat je schrijft!

Slide 7 - Slide

Soms ben je nog niet klaar met IETS doen.
Het is ONvoltooid.

>'Lopend' moet ik naar huis.
>'Fluitend' kom ik binnen.
Het onvoltooid deelwoord (OD)

Slide 8 - Slide

Kermen van de pijn.
Kermen is het hele ww (infinitief). -d-
erbij:
KERMEND

Slide 9 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

Staat vóór een zelfstandig naamwoord.

Komt van een werkwoord (een VD of een OD)

Schrijf je zo kort mogelijk, dus zoals het VD of OD, met soms een extra -E erachter.


Ik eet mijn zojuist gekochtE Big Mac.

                                   BN van VD

Slide 10 - Slide

De infinitief (inf)

Is het hele werkwoord; lopen, maken, eten, bewegen etc.


Verandert niet bij veranderen van tijd  (het is tenslotte geen pv!)

Vóór een infinitief kan je meestal IK KAN zetten.


Ik heb zin om een Big Mac te eten.        (IK KAN eten).

Slide 11 - Slide

Wat is fout en waarom?

Slide 12 - Slide

Sjaan (verhuizen) morgen.
Job is gisteren (verhuizen).
A
Sjaan verhuisT morgen. Job is verhuisT.
B
Sjaan verhuisD morgen. Job is verhuisD.
C
Sjaan verhuisT morgen. Job is verhuisD.

Slide 13 - Quiz

Welke spelregel hoort bij het onvoltooid deelwoord?

A
is de infinitief met '-d(e)'
B
is de stam met '-d'
C
soms '-d' en soms niet

Slide 14 - Quiz

(Mopperen) en (huilen) kwam de voetballer de kleedkamer in.
A
Mopperent en huilend
B
Mopperend en huilent
C
Mopperend en huilend

Slide 15 - Quiz

De bezorgde broodjes zijn afgeleverd.
A
bezorgde = pvvt afgeleverd = vd
B
bezorgde = bn afgeleverd = vd
C
bezorgde = bn afgeleverd = pvvt
D
bezorgde = pvvt afgeleverd = od

Slide 16 - Quiz

Spelling van het voltooid deelwoord (en pvvt)
Voorbeelden

hele ww= Fietsen
Stam      = Fiets
-> gefietsT

hele ww= Geloven
stam      = Gelov
-> GeloofD

Slide 17 - Slide

Werk rustig verder..
* Maak cursus 7  par 10 voltooid en onvoltooid deelwoord p.258, 259
* Fluisteren mag nu niet.

Klaar? 
Maak:  Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord p.259

timer
10:00

Slide 18 - Slide

Evaluatie 

De volgende vragen gaan over de leerdoelen van de afgelopen twee weken.

Probeer de juist antwoorden te geven.

Slide 19 - Slide

kleven (vt)
Nog altijd […] de kauwgom aan mijn schoen.

Slide 20 - Open question

Faxen (vt)
De meeste bedrijven [...] niet meer met hun klanten.

Slide 21 - Open question

Waarom zijn jullie aan het WANDELEN?
A
vd
B
od
C
inf
D
pvtt

Slide 22 - Quiz

De buurman (barsten) in lachen uit toen hij mij zag.
A
barste
B
barstte
C
barsten
D
barstten

Slide 23 - Quiz

Sterk of zwak?

BIJTEN
A
sterk
B
zwak

Slide 24 - Quiz

Sterk of zwak?
verhuizen
A
sterk
B
zwak

Slide 25 - Quiz

Wij verhui....... (vt) vroeger met regelmaat.

Slide 26 - Open question

Beantwoord... jij deze vraag ook nog even?

Slide 27 - Open question

paragraaf zes, vergelijkingen voor de volgende les
Blz 100, 101

Slide 28 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd

Slide 29 - Slide