2.1 Cellen leven samen

H2: Cel en leven
Deze les:
- 2.1 Cellen leven samen
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

H2: Cel en leven
Deze les:
- 2.1 Cellen leven samen

Slide 1 - Slide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 2.1: Cellen leven samen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 2.1
2.1 Cellen leven samen
- Je benoemt kenmerken van biologische eenheden op verschillende organisatieniveaus van molecuul tot ecosysteem én geeft in een context aan om welk niveau het gaat.
- Je beschrijft hoe eenheden van een bepaald organisatieniveau samen een eenheid van een hoger niveau vormen en samen eigenschappen hebben die ze afzonderlijk niet hebben.
- Je benoemt de levenskenmerken en koppelt die aan verschillende biologische eenheden zoals een cel en een organisme.
- Je licht toe wat het effect is van de verhouding tussen oppervlakte en inhoud op cellen en organismen.
- Je beschrijft hoe cellen met hetzelfde DNA toch kunnen verschillen in vorm en functie.

Slide 3 - Slide

Uitzoomen/ kleinste-grootste

Slide 4 - Slide

Organisatieniveaus
Bij biologie kun je dingen op verschillende organisatie niveaus bestuderen.
Van molecuul tot systeem Aarde.

Slide 5 - Slide

Molecuul
Een structuur die bestaat uit meerdere atomen en met alle eigenschappen van die bepaalde stof

±1 μm

Slide 6 - Slide

Organel
Een onderdeel van een cel met een bepaalde taak

±1 μm

Slide 7 - Slide

Cel
Functionele basiseenheid van elk organisme
± 50 μm

Slide 8 - Slide

Weefsel
Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie

Slide 9 - Slide

Orgaan
Verschillende weefsels die samenwerken aan een bepaalde taak

Slide 10 - Slide

Orgaanstelsel
Diverse organen die samen een bepaalde taak hebben

Slide 11 - Slide

Organisme
Een levend wezen

Slide 12 - Slide

Populatie
Groep organismen van een bepaalde soort in een bepaald gebied

Slide 13 - Slide

Levensgemeenschap
Alle organismen (en hun onderlinge relaties) in een bepaald gebied

Slide 14 - Slide

Ecosysteem
Een begrensd gebied waarbij de levende en levenloze natuur relaties hebben

Slide 15 - Slide

Systeem Aarde
Een dynamisch systeem gevormd door alle fysische, chemische en biologische processen op aarde en hun onderlinge interacties

Slide 16 - Slide

Kenmerken van leven

Het eerste leven op aarde: 


Levenskenmerken: 
Opgebouwd uit 1 of meer cellen
Groei
Voortplanting (reproductie)
Stofwisseling (opnemen, omzetten en afgeven van stoffen)
Waarnemen van en reageren op veranderingen in de omgeving
Erfelijk materiaal



Slide 17 - Slide

Oppervalkte/ inhoud
Een cel kan niet zo groot zijn omdat anders de oppervlakte (mogelijkheid tot uitwisseling van stoffen) te klein wordt tov de inhoud.

Slide 18 - Slide

Waarom is een eencellige beperkt in grootte?

Eencelligen worden in de loop van de evolutie steeds complexer geworden, maar zijn beperkt in grootte:
- Cel groter = verhouding tussen oppervlakte en volume kleiner, want volumetoename (^3) is groter t.o.v. oppervlaktetoename (^2).
- Grotere cel heeft meer voedingstoffen en zuurstof nodig voor celprocessen
- Stofwisseling vindt plaats via het celmembraan, maar door het kleinere oppervlak van het celmembraan in verhouding tot de inhoud is stofwisseling langzaam


Slide 19 - Slide

Uitlegfilmpje OPP/inhoud verhouding
Bekijk het filmpje (volgende dia) over de oppervlakte/inhoud verhouding. Dit is verplicht!

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Stamcellen
  • Kunnen zich oneindig delen
  • Embryonale stamcellen
kunnen nog alles worden
  • Sommige stamcellen zijn al gespecialiseerd voor 1 celtype

Slide 22 - Slide

Celdifferentiatie
Gespecialiseerde cellen ontstaan door celdifferentiatie.

Celdifferentiatie ontstaat doordat in verschillende cellen verschillende eiwitten worden gemaakt.

Slide 23 - Slide

Uitlegfilmpje stamcellen
Vond je de theorie over stamcellen lastig? Bekijk dan het uitlegfilmpje (volgende dia)
Begrijp je het goed? Ga dan door naar de checkvragen.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Maak de checkvragen
Geef bij open vragen zo uitgebreid mogelijk antwoord!
Je mag MC antwoorden NIET aanpassen

Slide 26 - Slide

Sleep de organisatieniveaus van groot naar klein, van boven naar beneden, naar de vakjes aan de rechterkant.
celorganellen
cellen
weefsels
organen
orgaanstelsels
organismen
atomen
moleculen

Slide 27 - Drag question

Waarom moet je baby's
dikker aankleden dan
volwassenen?
A
Omdat ze een grotere oppervlakte hebben vergeleken met hun inhoud
B
omdat ze een kleinere oppervlakte hebben vergeleken met hun inhoud
C
omdat hun cellen nog niet veel mitochondriën hebben
D
omdat hun cellen langzamer werken

Slide 28 - Quiz

Leg uit wat het verschil is tussen een embryonale stamcel en een stamcel in de kiemlaag van de huid

Slide 29 - Open question

Leg uit waarvoor een ijsbeer groter is dan een bruine beer

Slide 30 - Open question

Ben je klaar?
Ga werken aan 2.1 (lezen, maken, nakijken)
De docent geeft aan hoe laat de LessonUp nabesproken gaat worden.

Slide 31 - Slide